In deze zaak heeft eiser, geboren in 1971 met de Azerbeidzjaanse nationaliteit, op 14 mei 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 6 maart 2024 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen als ongegrond. Eiser heeft op 10 april 2025 zijn zaak behandeld in Breda, waar hij en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Azerbeidzjan vanwege zijn dienstweigering in 1993, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft overgelegd waaruit blijkt dat er nog een zaak tegen hem loopt en dat hij in het verleden meermalen zonder problemen naar Azerbeidzjan is gereisd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op €453,50. De uitspraak is gedaan op 17 april 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.