ECLI:NL:RBDHA:2025:6579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
C/09/681754 / JE RK 25-440 & C/09/681982 / JE RK 24-459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 27 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 14 en 19 maart 2025 spoedverzoeken ingediend voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige], die in een onveilige thuissituatie verkeert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die is opgegroeid in een onveilige omgeving met signalen van mishandeling en seksueel misbruik door zijn stiefvader. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, zodat hij in een veilige omgeving kan worden geplaatst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling opgedragen om de situatie van [minderjarige] nauwlettend te volgen en te zorgen voor passende hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaakgegevens:
I. C/09/681754 / JE RK 25-440
II. C/09/681982 / JE RK 24-459
Datum uitspraak: 27 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter tot een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Biemond te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
[grootmoeder vaderszijde],
hierna te noemen: de grootmoeder vaderszijde,
en
[grootvader vaderszijde] ,
hierna te noemen: de grootvader vaderszijde,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de grootouders vaderszijde.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Op 14 maart 2025 heeft de Raad een spoedverzoek ingediend voor een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Bij beschikking van 14 maart 2025
met zaaknummer C/09/681754 / JE RK 25-440heeft de kinderrechter in deze rechtbank de spoedmachtiging tot voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 19 maart 2025 heeft de Raad een spoedverzoek ingediend voor een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging in een gesloten jeugdhulp. Bij beschikking van 19 maart 2025
met zaaknummer C/09/681982 / JE RK 24-459heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 april 2025 en een spoedmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 2 april 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van deze zitting.
1.3.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de voornoemde beschikking van 14 maart 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • de voornoemde beschikking van 19 maart 2025 en de daarin genoemde stukken;
- het wijzigingsverzoek van 21 maart 2025.
1.4.
Op 27 maart 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de Raad;
  • de grootouders vaderszijde als informant;
- [naam 3] en [naam 4] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] verblijft bij de grootouders vaderszijde.
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 19 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad in het gewijzigde verzoek een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter zitting geeft de Raad aan het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg van 20 maart 2025 weer te willen wijzigen naar een machtiging gesloten jeugdhulp.
3.2.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting motiveert de Raad het verzoek als volgt. [minderjarige] zijn ouders zijn gescheiden toen hij 1,5 jaar oud was. Tot 2022 woonde hij bij zijn moeder en stiefvader, waar sprake was van middelengebruik, huiselijk geweld en zorgmeldingen. In 2022 eindigde de relatie tussen moeder en stiefvader, en [minderjarige] verhuisde naar zijn vader in Delft. [minderjarige] vertoont zorgwekkend gedrag zoals stelen, agressie en concentratieproblemen. Hij werd in 2022 aangemeld bij GGZ Delfland vanwege ernstige zorgen over zijn gedrag zoals stelen en verbaal en fysiek agressief gedrag. Ook heeft hij moeite met concentreren, is hij snel afgeleid en druk/beweeglijk. Sinds januari 2025 zit hij zonder onderwijs thuis. Bovendien zijn er zorgen op seksueel gebied. Hij kijkt seksueel getinte filmpjes, stalt maandverband uit op zijn slaapkamer en uit zich op een agressieve manier. In de zomer van 2023 heeft [minderjarige] zorgelijke uitingen gedaan van seksueel misbruik waarbij zijn stiefvader een grote rol zou hebben gespeeld. Naar aanleiding van deze uitspraken zijn er veiligheidsafspraken gemaakt, die onder meer inhouden dat [minderjarige] zijn stiefvader niet ziet. De moeder heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. [minderjarige] vertoont steeds meer zelfbepalend gedrag, is verbaal agressief naar zijn vader en hulpverleners, belt constant met zijn moeder en loopt weg. Zijn vader kan niet meer voor hem zorgen, mede door zijn ziekte.
Op 18 maart 2025 ontvangt de Raad aanvullende informatie van Team Jeugd Delft Support, dat aanleiding geeft tot een nieuw spoedverzoek. De grootouders vaderszijde, waar [minderjarige] momenteel verblijft, hebben aangegeven de zorg voor [minderjarige] niet meer te kunnen dragen, ondanks intensieve hulp van 12 uur per dag. Kort daarvoor heeft VUHP aangegeven per direct te stoppen vanwege veiligheidsproblemen: [minderjarige] zou hebben geslagen, geschopt, gebeten en dreigt met wapens. [minderjarige] beweert dat hij mishandeld is door de hulpverleners. Daarom is 1 op 1-begeleiding niet haalbaar, en 2-op-1 begeleiding wordt ook niet als effectief gezien. [minderjarige] heeft rust, structuur en duidelijkheid nodig en had is van belang dat er een geschikte plek voor hem wordt gevonden. De Raad acht hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk gezien de voorgeschiedenis en de huidige situatie. Dit is nodig om enerzijds [minderjarige] te begrenzen en anderzijds om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen en de hulpverlening te garanderen. De Raad acht een gesloten plaatsing van [minderjarige] op dit moment noodzakelijk, zodat er voldoende begeleiding is die aansluit op de problematiek van [minderjarige] . Hierna kan hij mogelijk doorstromen naar een open behandelsetting waar hij voor langere tijd kan verblijven. Ondanks het gebrek aan plaats binnen gesloten jeugdhulp, blijft de Raad dit verzoek steunen. Zij geven echter aan dat een machtiging tot uithuisplaatsing beter is dan geen machtiging.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van de vader stelt dat de machtiging gesloten jeugdhulp niet behandeld kan worden aangezien hij nog geen instemmingsverklaring heeft gezien en [minderjarige] en de eerder aan [minderjarige] toegewezen advocaat niet aanwezig zijn. De vader geeft aan dat [minderjarige] het goed heeft bij de grootouders vaderszijde en daar stappen vooruit zet. Met een gesloten plaatsing wordt niets bereikt. Het liefst ziet de vader dat [minderjarige] doordeweeks op een zorgboerderij verblijft, zodat er gewerkt kan worden aan de benodigde hulpverlening, en dat hij in het weekend thuis is. Een andere mogelijkheid is dat [minderjarige] vanuit grootouders vaderszijde overdag naar behandeling gaat.
4.2.
Desgevraagd geeft de gecertificeerde instelling aan dat er twee instanties in de regio zijn die gesloten jeugdhulp bieden voor kinderen van [minderjarige] zijn leeftijd, maar dat beide momenteel geen plek hebben. De gecertificeerde instelling benadrukt dat het een lastige afweging is, aangezien [minderjarige] in een gesloten setting mogelijk verder achteruit zou kunnen gaan door zijn grote beïnvloedbaarheid. Hoewel de situatie bij grootouders instabiel is, geeft de gecertificeerde instelling aan dat [minderjarige] daar nog een kans verdient. Er is contact geweest met coaches, die bereid zijn om 2-op-1 begeleiding te bieden. Ook moet er gekeken worden naar mogelijkheden voor dagbehandeling, als [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde blijft. Voor de toekomst is het van belang dat er gezocht wordt naar een geschikte behandelplek voor [minderjarige] . De komende periode zal moeten uitwijzen of de situatie haalbaar is, waarbij de gecertificeerde instelling verband ziet met het afglijden van [minderjarige] en het contact met zijn stiefvader.
4.3.
Desgevraagd geeft de grootmoeder vaderszijde aan dat zij inziet dat [minderjarige] behandeling nodig heeft. Door allerlei omstandigheden is hij achteruit gegaan in zijn gedrag en bij de grootouders vaderszijde is er sprake van het stabiliseren en normaliseren van de situatie. De grootouders geven aan dat de 1-op-1 begeleiders niet altijd adequaat reageerden op [minderjarige] , wat zijn gedrag niet ten goede kwam. De grootvader voegt toe dat zij de komende drie maanden willen gebruiken om [minderjarige] te stabiliseren en dat zij graag regelmatig evaluaties willen hebben met de gecertificeerde instelling om de voortgang te bespreken. Op termijn hopen zij dat [minderjarige] naar een open instelling kan gaan, waar hij ook naar school kan.

5.De beoordeling

5.1.
De Raad heeft op 21 maart 2025 een gewijzigd verzoek ingediend waardoor het verzoek tot gesloten jeugdhulp is gewijzigd in een verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing. Ter zitting verzoekt de Raad het verzoek weer te wijzigen in een machtiging gesloten jeugdhulp. De kinderrechter merkt op dat het gewijzigde verzoek niet in behandeling kan worden genomen, aangezien niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Daardoor zal -zoals ter zitting besproken- over het verzoek om voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot (open) uithuisplaatsing worden beslist.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst. [2]
5.3.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en de kinderrechter onderschrijft de naar voren gebrachte zorgen van de Raad. [minderjarige] is opgegroeid in een onveilige en onstabiele thuissituatie, gaat niet meer naar school en laat forse gedragsproblematiek zien. Bovendien zijn er ernstige aanwijzingen dat [minderjarige] is mishandeld en seksueel misbruikt door zijn stiefvader. De komende periode moet er dan ook verder onderzoek gedaan worden naar deze zorgen en naar welke hulpverlening het beste aansluit bij [minderjarige] , zodat hij passende behandeling krijgt voor zijn problemen. Momenteel verblijft [minderjarige] bij zijn grootouders vaderszijde. Nu 1-op-1 begeleiding onvoldoende bleek te zijn voor de situatie, geeft de gecertificeerde instelling aan dat 2-op-1 begeleiding kan worden geboden. De kinderrechter hoopt dat deze 2-op-1 begeleiding de situatie bij de grootouders vaderszijde kan stabiliseren en dat er komende periode een plan wordt gemaakt voor passende hulpverlening en -zo mogelijk- hervatting van zijn schoolgang. Het is voor [minderjarige] momenteel niet mogelijk op bij de moeder te verblijven, aangezien zij zich niet aan de gestelde veiligheidsafspraken heeft gehouden en plaatsing bij de vader is ook niet mogelijk omdat hij heeft aangegeven dat zorg voor [minderjarige] niet meer te kunnen dragen, mede door zijn ziekte. De kinderrechter acht daarom plaatsing bij de grootouders vaderszijde op dit moment in het belang van [minderjarige] .
5.4.
Daarom stelt de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht voor de duur van drie maanden. Ook machtigt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om [minderjarige] uit huis te plaatsen tot 19 juni 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
C/09/681754 / JE RK 25-440
5.6.
De kinderrechter stelt vast dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het eerste verzoek, aangezien dit verzoek is ingehaald door het later ingediende verzoek van de Raad met zaaknummer
C/09/681982 / JE RK 24-45.

6.De beslissing

C/09/681982 / JE RK 24-459
De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 2 april 2025 tot 19 juni 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 27 maart 2025 tot 19 juni 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.2. uitvoerbaar bij voorraad
C/09/681754 / JE RK 25-440
De kinderrechter:
6.4.
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 14 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).