Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Wij willen benadrukken dat aan de vergaderingen van OCW uitsluitend de leden van SHS en IKC dienen deel te nemen, evenals [naam 1] , die vanaf het begin bij dit project betrokken is. Wij willen ook duidelijk maken dat [eiser] , als uitvoerder namens IKC, niet deel zal nemen aan deze vergaderingen. SHS ondersteunt deze stap van IKC niet, aangezien er geen instemming is verleend aan IKC om [eiser] bij de vergaderingen met OCW te betrekken.”
Op 7 november 2024 heb ik vernomen dat je op die dag aan medewerkers van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, te weten: [naam 3] , [naam 4] en [naam 2] van Inheems Kennis Centrum, hebt laten weten niet met mij te willen samenwerken omdat ik een "zedendelinquent" ben. Dit betreft een ongefundeerde beschuldiging. Ik ontken deze beschuldiging met klem en wil je erop wijzen dat je je met deze uitlating schuldig hebt gemaakt aan laster en smaad, ex- artikel 262 Wetboek van Strafrecht. Ik zal hiervan een melding doen bij de politie.
Het is nooit mijn bedoeling geweest om iemand als “zedendelinquent” aan te duiden. De opmerking die ik heb gemaakt, was in vertrouwen en betreft de betrokkenheid bij een lopende zaak met betrekking tot een zedendelict.
hoe kom je erbij dat er een zaak loopt met betrekking tot een zedendelict?
. Dit is wat ik je destijds heb laten weten nadat jij mij persoonlijk hebt gewaarschuwd dat [naam 5] ernstige geruchten over mij heeft verspreid en daarbovenop mijn advocaten brief niet serieus had genomen en dus toch doorging met het verspreiden van haar valse geruchten.
Nu jij hebt ontkend dat je dit zelf tegen mij hebt gezegd tijdens de zoommeeting die jij destijds hebt opgezet, wil ik in het licht van deze situatie verdere discussie zoveel mogelijk vermijden.
: IKC bracht de situatie rondom [eiser] ter sprake. SHS reageerde dat zij verantwoordelijkheid neemt voor het waarborgen van een veilige en transparante werkomgeving en daarom besloot om [eiser] niet langer als projectleider aan te stellen vanwege ernstige aantijgingen van onprofessioneel gedrag.”
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
en in haar hoedanigheid als voorzitter van SHS”. Ter zitting heeft de advocaat van [eiser] toegelicht dat het niet de bedoeling is de rechtspersoon SHS mede te dagvaarden en dat de vorderingen feitelijk enkel zijn gericht tegen [eiser] in privé. Door de hoedanigheid van voorzitter te noemen beoogt [eiser] slechts duidelijk te maken dat hij wil bereiken dat [gedaagde] via de kanalen van SHS de gevorderde rectificatie doet.
- op 7 november 2024 tegen medewerkers van het Ministerie van OCW en de voorzitter van IKC heeft gezegd niet meer te willen te samenwerken met [eiser] , omdat hij een “zedendelinquent” is;
- vervolgens op 20 december 2024 (concept)notulen van de bespreking van 18 december 2024 heeft toegestuurd aan het Ministerie van OCW, waarin door [gedaagde] wordt gesproken over “onprofessioneel gedrag” van [eiser] .
aangiftetegen [eiser] was gedaan van een zedendelict – en dus niet dat [eiser] een zedendelinquent is. Dit deed zij mede vanwege de veiligheid van haar medewerkers, waaronder veel “kwetsbare en jonge vrouwen” voor wie samenwerken met iemand tegen wie dit soort verdenkingen lopen erg gevoelig ligt, aldus [gedaagde] .
aan het rondbazuinen was”dat door haar aangifte was gedaan tegen hem van een zedendelict, waarna door haar (b) in augustus 2024 – dus vóór de besprekingen waarin [gedaagde] de door [eiser] gewraakte uitlatingen deed – ook daadwerkelijk aangifte van verkrachting is gedaan. De uitlatingen van [gedaagde] vinden naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voldoende steun in de beschikbare feiten en zijn ook slechts binnen een kleine en zakelijk relevante kring van personen gedaan. Dat, zoals namens [eiser] is aangevoerd, [eiser] tot op heden niet is uitgenodigd voor verhoor door de politie en dat ook door hem aangifte is gedaan tegen zijn ex-partner wegens smaad en laster maakt dit niet anders.