ECLI:NL:RBDHA:2025:6558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
09/235188-24 en 23-002013-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraak in Delft met vrijspraak voor levensgevaar en veroordeling tot gevangenisstraf

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van een plofkraak in Delft op 17 april 2024. De verdachte, geboren in 2003 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met explosieven, wat gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Tijdens de zittingen op 9 januari en 4 april 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken werd van het onderdeel 'levensgevaar', maar dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel wel bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaren op, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de plofkraak zwaar meegewogen werden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder NS Groep N.V. en Travelex N.V., behandeld. De vordering van NS Groep N.V. werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van Travelex N.V. gedeeltelijk werd toegewezen tot een bedrag van € 42.887,89, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met een jaar verlengd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/235188-24 en 23-002013-22 (tul)
Datum uitspraak: 18 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 januari 2025 (pro forma) en 4 april 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.C.J. Tuip naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft
gebracht door een of meerdere explosieven op de toegangsdeur en/of de geldautomaat van het GWK aan te brengen en/of (vervolgens) explosieven op die
toegangsdeur en/of die geldautomaat te laten exploderen, en daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of de panden en/of goederen in het
stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
voorbijgangers of aanwezigen in het stationsgebouw, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn
mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of Travelex N.V., in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming een of
meer explosieven heeft aangebracht in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en/of (vervolgens) in/op/aan de geldautomaat en/of van het GWK en/of (vervolgens) die
geldautomaat heeft doen/laten exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal, voor zover van belang, hieronder worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de bestanddelen ‘levensgevaar’ en ‘gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’ ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage Iopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Was levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten?
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, voor de persoon die op het bankje zat (GE1) en voor een voorbijganger, die bij de Relay-winkel zat (GE2). De raadsman heeft bepleit dat van geen van beide sprake is en dat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat het NFI heeft uiteengezet dat – de rechtbank begrijpt – voor beide explosies in totaal 500 gram flitspoeder is gebruikt. Verder is uiteengezet dat door de drukgolf en de hitte van de explosies tot op een afstand van enkele meters ernstig lichamelijk letsel te duchten was. Tot op een afstand van tientallen meters was er nog gevaar voor gehoorschade (al dan niet permanent).
De rechtbank kan echter aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting enkel vaststellen dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat met rondvliegend glas en vallend puin van de
eersteexplosie gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij GE1, de persoon op het bankje, te duchten was. Van GE2 is immers onbekend wat de afstand tussen hem en de eerste ontploffing was. Bij de tweede explosie waren GE1 en GE2 niet meer in het pand aanwezig. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken, voor zover het tenlastegelegde onder 1 ziet op levensgevaar.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/bij treinstation Delft meerdere explosieven op de toegangsdeur en de geldautomaat van het GWK Travelex aan te brengen
en vervolgens explosieven op die toegangsdeur en die geldautomaat tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in het stationsgebouw en
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die geldautomaat en de panden en goederen in het stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond te duchten was;
2
hij op 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld dat geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of Travelex N.V., toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, explosieven
heeftaangebracht in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en vervolgens in/op/aan de geldautomaat van het GWK en vervolgens die geldautomaat heeft doen exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan de verdachte, gelet op zijn rol in het geheel en de strafoplegging in vergelijkbare zaken, geen langere gevangenisstraf dan 18 maanden opgelegd moet worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een plofkraak samen met een of meer anderen. Het is daarbij niet gelukt om de kluis open te maken en er is dus geen geld gestolen. De daders zijn uiterst professioneel te werk gegaan. De plofkraak werd goed uitgedacht en voorbereid door de daders. Bij de plofkraak waren twee personen in het station aanwezig toen het eerste explosief afging. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk puur vanuit eigen financieel gewin, namelijk voor € 1.500,-, ervoor heeft gekozen om explosieven op openbare plekken tot ontploffing te brengen, in de wetenschap dat op enkele meters mensen aanwezig (kunnen) zijn en dat zij hierdoor mogelijk ernstig letsel kunnen oplopen.
Bovendien zorgen plofkraken in zijn algemeenheid voor veel materiële schade en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook zien bedrijven zich genoodzaakt hun geldautomaten op steeds minder openbare plekken te plaatsen, waardoor geldautomaten in de toekomst lastiger te bereiken zouden kunnen zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 december 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder door het gerechtshof Amsterdam en door de rechtbank Noord Holland onherroepelijk voor vermogensfeiten is veroordeeld, respectievelijk tot een langdurige (deels voorwaardelijke) jeugddetentie en (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank zal dit bij de op te leggen straf in het nadeel van de verdachte meewegen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten staat voor een plofkraak, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, als uitgangspunt drie jaren gevangenisstraf. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat deze straf, gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, passend en geboden is.
Weliswaar weegt de rechtbank zoals gezegd zijn eerdere veroordelingen in strafverzwarende zin mee, maar daartegenover staat dat de verdachte ter terechtzitting, in ieder geval voor een deel, openheid heeft gegeven over zijn aandeel bij het bewezenverklaarde. In die zin heeft hij daarvoor verantwoordelijkheid genomen. Per saldo ziet de rechtbank geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan aangeduid door genoemd oriëntatiepunt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1.
De vorderingen
N.S. Groep N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 75.487,55, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Travelex N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 106.137,27 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich ten aanzien van de vordering van NS Groep N.V. op het standpunt gesteld dat deze vordering alleen in de zaak van de medeverdachte is ingediend, omdat alleen het parketnummer van die zaak van de medeverdachte in het voegingsformulier is opgenomen. De vordering moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat onduidelijk is of [naam 1] vertegenwoordigingsbevoegd is om namens NS Groep N.V. op te treden. Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit – zo begrijpt de rechtbank – dat de gevorderde schade wordt betwist.
Ten aanzien van de vordering van Travelex N.V. heeft de verdediging primair bepleit dat niet blijkt dat [naam 2] bevoegd is om Travelex N.V. te vertegenwoordigen. De vordering moet dan ook om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair is betoogd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en om die reden ook niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot schadevergoeding van NS Groep N.V.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van NS Groep N.V. ook in de zaak van de verdachte is ingediend. Uit de inhoud en strekking van de vordering leidt de rechtbank af dat NS Groep N.V. de schade wenst te verhalen op alle daders. Het parketnummer dat verwijst naar de zaak van de medeverdachte is niet door NS Groep N.V. op het voegingsformulier genoteerd, maar betreft een administratieve handeling van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van NS Groep N.V. te veel vragen oproept. Onduidelijk is bijvoorbeeld welke juridische entiteit schade heeft geleden en welk deel van de schade door een verzekering is vergoed. Uit de door NS Groep N.V. ingediende toelichting volgt dat NS Insurance onder aftrek van het eigen risico de schade zou hebben vergoed aan NS Stations. Verder blijkt uit het dossier dat aangifte is gedaan namens N.V. Nederlandse Spoorwegen. De vordering is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat weliswaar uit de ingediende stukken blijkt dat schade aan het pand is toegebracht, maar dat vooralsnog onvoldoende is onderbouwd dat NS Groep N.V. rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
De vordering van Travelex N.V.
Kan Travelex N.V. worden ontvangen in de vordering?
De verdediging heeft betoogd dat niet is gebleken dat de vordering is ingediend door iemand die bevoegd is om Travelex N.V. te vertegenwoordigen. De rechtbank overweegt dat als een persoon die verbonden is aan de rechtspersoon namens de rechtspersoon een vordering instelt en uit het procesdossier (bijvoorbeeld de aangifte) blijkt dat deze persoon een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon, een machtiging niet nodig is, want deze persoon is geen derde. In dergelijke gevallen mag van de Hoge Raad al snel worden aangenomen dat die persoon bevoegd is namens de rechtspersoon de vordering in te dienen. Dit alles geldt ook indien door de benadeelde geen stukken zijn overgelegd waaruit expliciet van de bevoegdheid blijkt. De achterliggende gedachte is dat de interne vertegenwoordigingsregeling van de rechtspersoon strekt ter bescherming van de belangen van de rechtspersoon zelf. Zij strekt dus niet ter bescherming van de belangen van de verdachte, zodat die zich er niet al te gemakkelijk op kan beroepen. De heer [naam 2] heeft op 10 mei 2024 aangifte gedaan. Uit deze aangifte blijkt dat hij gemachtigd is als areamanager van Travelex N.V. om aangifte te doen. De vordering tot vergoeding van schade ten bedrage van € 106.137,27 is ingediend door de heer [naam 2] . Het voegingsformulier is door hem ondertekend. Uit de aangifte volgt dat de heer [naam 2] een voor de vordering relevante functie heeft binnen de rechtspersoon en dus geen derde is. Travelex N.V. kan dan ook worden ontvangen in de vordering.
Beoordeling van de vordering
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op een gedeelte van de post ‘herstel interieur’ ad. € 6.952,50, de post ‘herstel elektra & beveiligingsinstallatie’ ad.
€ 12.965,88 en de post ‘inkomstenderving’ ad. € 43.331,-, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is door de verdediging (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige posten van in totaal
€ 42.887,89, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende (gemotiveerd) betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 42.887,89.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 42.887,89, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 april 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij arrest van 8 juni 2023 van het gerechtshof Amsterdam voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 7 maanden wordt tenuitvoergelegd en wordt vervangen door een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de
proeftijd met één jaar te verlengen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering hooguit deels toe te wijzen en de jeugddetentie te vervangen door 30 dagen gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij genoemd arrest van het gerechtshof Amsterdam zijn diverse bijzondere voorwaarden vastgesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, woonbegeleiding/maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulp. Aan de reclassering is opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank vindt het met het oog op het voorkomen van herhaling wenselijk dat dit kader voor hulpverlening aansluitend aan verdachtes detentie nog geruime tijd beschikbaar zal zijn. Daarom zal de rechtbank, in plaats van toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, de bij genoemd arrest gestelde proeftijd met één jaar verlengen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en 2
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van feiten 1 en 2
bepaalt dat de benadeelde partij NS Groep N.V. niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt NS Groep N.V. in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Travelex N.V. deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 42.887,89, aan Travelex N.V., vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partij Travelex N.V. voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij Travelex N.V. gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verlengt de proeftijd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 8 juni 2023 onder parketnummer 23/002013-22, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 7 maanden met
1 (EEN) JAAR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2025.