ECLI:NL:RBDHA:2025:6556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
09/171068-24 en 09/390069-24 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraak in Delft en voorbereiding plofkraak in Assen met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een plofkraak in Delft op 17 april 2024. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van explosies bij een geldautomaat van het GWK Travelex, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, meermalen explosieven had aangebracht en deze tot ontploffing had gebracht. De rechtbank achtte de levensgevaarlijke situatie niet bewezen, maar wel het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd ook beschuldigd van de voorbereiding van een plofkraak in Assen op 10 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende bewijs had geleverd voor zijn betrokkenheid bij beide zaken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen, waaronder Travelex N.V. en NS Groep N.V., behandeld. De rechtbank wees de vordering van NS Groep N.V. af wegens onvoldoende onderbouwing, maar kende een schadevergoeding van € 42.887,89 toe aan Travelex N.V. De rechtbank verklaarde ook enkele inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-171068-24 en 09-390069-24 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 18 april 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [penitentiaire inrichting] , te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 oktober 2024, 9 januari 2025 (alle pro forma) en 4 april 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.A. Nooijen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort gezegd - van het volgende verdacht dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/171068-24 (hierna: dagvaarding I):
feit 1 primair: opzettelijk teweegbrengen van een of meerdere explosies, tezamen en in vereniging, op 17 april 2024 bij een geldautomaat van het GWK Travelex in Delft, subsidiair medeplichtigheid daaraan;
feit 2 primair: poging tot diefstal (gekwalificeerd) op 17 april 2024 van geld van het GWK Travelex in Delft, subsidiair medeplichtigheid daaraan.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/390069-24 (hierna: dagvaarding II):
voorbereiding van het teweegbrengen van een explosie, tezamen en in vereniging, en/of voorbereiding van diefstal (gekwalificeerd) op 10 mei 2024 in Assen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 primair en dagvaarding II. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal, voor zover van belang, hieronder worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2 primair
Gelet op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 primair en het bij dagvaarding II tenlastegelegde heeft begaan. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van de verdachte, dat de door hem gedane uitlatingen in de OVC-gesprekken in zijn Volkswagen Polo, op 11 juli 2024 met een onbekende man en op 10 juli 2024 met [naam 1] , opschepperij en stoerdoenerij waren en dat hij soms ‘dingen’ van niet bij naam genoemde personen had gehoord, in het licht van de inhoud van de bewijsmiddelen als ongeloofwaardig ter zijde schuift. In die OVC-gesprekken komt immers uiterst gedetailleerde daderinformatie over de tenlastegelegde feiten aan de orde en de verdachte heeft in alle vrijheid met de onbekende man en [naam 1] gesproken. Bovendien worden deze OVC-gesprekken op belangrijke onderdelen door andere bewijsmiddelen ondersteund.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, voor de persoon die op het bankje zat (GE1) en voor een voorbijganger, die bij de Relay-winkel zat (GE2). De raadsman heeft bepleit dat van geen van beide sprake is en dat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat het NFI heeft uiteengezet dat – de rechtbank begrijpt – voor beide explosies in totaal 500 gram flitspoeder is gebruikt. Verder is uiteengezet dat door de drukgolf en de hitte van de explosies tot op een afstand van enkele meters ernstig lichamelijk letsel te duchten was. Tot op een afstand van tientallen meters was er nog gevaar voor gehoorschade (al dan niet permanent).
De rechtbank kan echter aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting enkel vaststellen dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat met rondvliegend glas en vallend puin van de
eersteexplosie gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij GE1, de persoon op het bankje, te duchten was. Van GE2 is immers onbekend wat de afstand tussen hem en de eerste ontploffing was. Bij de tweede explosie waren GE1 en GE2 niet meer in het pand aanwezig. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken, voor zover het tenlastegelegde onder 1 primair ziet op levensgevaar.
Ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank is, anders dan door de verdediging bepleit, van oordeel dat de verdachte op 10 mei 2024 in de Skoda in Assen heeft gezeten en dit voertuig heeft verlaten. Daarvoor is onder meer van belang dat uit de gebruikte bewijsmiddelen blijkt dat de telefoon van [verdachte] , kort nadat de politie het voertuig had staandegehouden, om 02:34 uur geen de bluetoothverbinding met die Skoda meer maakte. Uit het OVC-gesprek met [naam 1] heeft [verdachte] bovendien gesproken over dat hij is uitgestapt en is weggerend en ‘dicht bij Groningen ergens in de buurt was’. Er is daarnaast met de telefoon van [verdachte] op 10 mei 2024 om 03:24 uur een screenshot gemaakt, waaruit blijkt dat de kennelijke locatie op dat moment de Hoofdlaan in Assen betrof. Ook is gezocht naar ‘taxi in Assen’. Voor al deze bevindingen heeft de verdachte ter terechtzitting geen redelijke verklaring kunnen geven.
De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de bevindingen over de in de Skoda aangetroffen voorwerpen, met voldoende bepaaldheid blijkt dat de voorbereidingshandelingen en -middelen alsmede het opzet van de verdachte en zijn mededader waren gericht op het teweegbrengen van een ontploffing. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat de verdachte (uitgaande van de bewezenverklaring van de overige feiten in deze zaak en de bewijsvoering) zich kort vóór 10 mei 2024 had schuldig gemaakt aan een ander plofkraak in het holst van de nacht, met dezelfde mededader, en waarbij soortgelijke voorwerpen waren gebruikt als nu werden aangetroffen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de tenlastegelegde feiten, te weten feit 1 primair en feit 2 primair van dagvaarding I en het feit van dagvaarding II, van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I:
1
hij op 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/bij treinstation Delft meerdere explosieven op de toegangsdeur en de geldautomaat van het GWK Travelex aan te brengen
en vervolgens explosieven op die toegangsdeur en die geldautomaat tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in het stationsgebouw en
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die geldautomaat en de panden en goederen in het stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond te duchten was;
2
hij op 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld dat geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of Travelex N.V., toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, explosieven
heeftaangebracht in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en vervolgens in/op/aan de geldautomaat van het GWK en vervolgens die geldautomaat heeft doen exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van dagvaarding II:
hij op 10 mei 2024 te Assen tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen van een ontploffing (artikel 157 ahf/sub 1 en ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen en
eenvervoermiddel, te weten, samen met zijn mededader,
- een auto (met kenteken [kenteken 1] ),
- drie telefoons en meerdere Lyca simkaarten,
- handschoenen,
- schoenovertrekken en/of schoenen,
- mondkapjes,
- een regenjas,
- balaclava,
- een schoonmaakfles
enschoonmaakdoekje,
- een breekijzer,
- twee aluminium buizen,
- twee hoofdlampen en/of een zaklamp, en
-
tiewrapsbestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat sprake is van eendaadse samenloop voor wat betreft dagvaarding I, feiten 1 en 2 en heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte een
first offenderis.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een plofkraak en voorbereiding van een plofkraak, telkens samen met een of meer anderen. Bij de plofkraak in Delft is het niet gelukt om de kluis open te maken en is dus geen geld gestolen. De daders zijn uiterst professioneel te werk gegaan. De plofkraak in Delft werd goed uitgedacht en voorbereid door de daders. Bij de plofkraak in Delft waren twee personen in het station aanwezig toen het eerste explosief afging. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk puur vanuit eigen financieel gewin, ervoor kiest een cruciale rol in de keten van plofkraken, zowel in de voorbereiding als de uitvoering, te hebben, waardoor explosieven op openbare plekken tot ontploffing worden gebracht. Bovendien zorgen plofkraken in zijn algemeenheid voor veel materiële schade en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook zien bedrijven zich genoodzaakt hun geldautomaten op steeds minder openbare plekken te plaatsen, waardoor geldautomaten in de toekomst lastiger te bereiken zouden kunnen zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 december 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte, behoudens een strafbeschikking voor rijden onder invloed in juli 2023, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Dit weegt de rechtbank niet in het voor- of nadeel van de verdachte mee in de op te leggen straf.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten staat voor een plofkraak, waarbij levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, drie jaren gevangenisstraf. Bij een voorbereiding is het uitgangspunt dat de straf wordt gehalveerd, conform het bepaalde in artikel 46 Sr. Dit betekent, gelet op de bewezenverklaring, dat als uitgangspunt voor de op te leggen straf zou kunnen gelden een gevangenisstraf voor de duur van een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in voldoende mate tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank zal dan ook aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf van vier jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1.
De vorderingen
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2 primair
N.S. Groep N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 75.487,55, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Travelex N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 106.137,27 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Ook is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat, vanwege de bepleite integrale vrijspraak, de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Subsidiair is naar voren gebracht dat ten aanzien van de vordering van NS Groep N.V., alleen het eigen risico ad. € 25.000,- voor vergoeding in aanmerking komt.
De vordering van benadeelde partij Travelex N.V. moet volgens de verdediging niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering niet met bijlagen is onderbouwd.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot schadevergoeding van NS Groep N.V.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van NS Groep N.V. te veel vragen oproept. Onduidelijk is bijvoorbeeld welke juridische entiteit schade heeft geleden en welk deel van de schade door een verzekering is vergoed. Uit de door NS Groep N.V. ingediende toelichting volgt dat NS Insurance onder aftrek van het eigen risico de schade zou hebben vergoed aan NS Stations. Verder blijkt uit het dossier dat aangifte is gedaan namens N.V. Nederlandse Spoorwegen. De vordering is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank is van oordeel dat weliswaar uit de ingediende stukken blijkt dat schade aan het pand is toegebracht, maar dat vooralsnog onvoldoende is onderbouwd dat NS Groep N.V. rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
De vordering van Travelex N.V.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering van Travelex N.V. met bijlagen in de zaak van de verdachte gevoegd, zodat de rechtbank daarover kan oordelen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op een gedeelte van de post ‘herstel interieur’ ad. € 6.952,50, de post ‘herstel elektra & beveiligingsinstallatie’ ad.
€ 12.965,88 en de post ‘inkomstenderving’ ad. € 43.331,-, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is door de verdediging (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige posten van in totaal
€ 42.887,89, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende (gemotiveerd) betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 42.887,89.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 42.887,89, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 april 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom in die gevallen niet passend.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om opheffing van het conservatoir beslag op de woning van de verdachte en – de rechtbank begrijpt – teruggave van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting blijkt dat op de woning van de verdachte conservatoir beslag in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering is gelegd. De rechtbank kan hierover geen beslissing nemen.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Immers, het betrof de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] , waarmee de verdachten blijkens het verhandelde ter terechtzitting naar de (omgeving van de) plaats delict zijn vervoerd/gereden en die kennelijk na de plofkraak ook is gebruikt als vluchtauto.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genoemde geldbedrag van € 120,00.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en de bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 46, 47, 55, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding II tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking;
ten aanzien van dagvaarding II:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2 primair
bepaalt dat de benadeelde partij NS Groep N.V. niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt NS Groep N.V. in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Travelex N.V. deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 42.887,89, aan Travelex N.V., vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partij Travelex N.V. voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij Travelex N.V. gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2 primair
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 personenauto [kenteken 2] (Omschrijving: PL1500-2024120287 Goednummer: G 2905458, Volkswagen, bouwjaar 2013);
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten: € 120,- (Omschrijving: PL1500-2024120287-G3175578).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Dagvaarding I
1
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een ontploffing
teweeg heeft gebracht door in/bij treinstation Delft, een of meerdere explosieven op de toegangsdeur en/of de geldautomaat (van het GWK Travelex) aan te brengen
en/of (vervolgens) explosieven op die toegangsdeur en/of die geldautomaat tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in het stationsgebouw en/of voorbijgangers en/of
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die geldautomaat en/of de panden en/of goederen in het stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven personen, op of omstreeks 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met elkaar en/of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een of meerdere explosieven op de toegangsdeur en/of de geldautomaat (van het
GWK Travelex) aan te brengen en/of (vervolgens) explosieven op die toegangsdeur en/of die geldautomaat tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl
daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in het stationsgebouw en/of voorbijgangers en/of
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die geldautomaat en/of de panden en/of goederen in het stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond
te duchten was
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 17 april 2024 te Delft en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- (al dan niet met anderen) op voorverkenning (mee) te gaan naar de geldautomaat, althans het GWK Travelex en/of
- twee explosieven te vervaardigen en/of te vervoeren en/of (aan zijn onbekend gebleven) medeverdachte(n) te verstrekken en/of
- een scooter en/of motor te stelen en/of (aan zijn onbekend gebleven) medeverdachte(n) ter beschikking te stellen ten behoeve van het vervoer van en naar de plaats delict en/of
- zijn (onbekend gebleven) medeverdachte(n) met zijn auto naar en/of van het plaats delict te vervoeren;
2
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of Travelex N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming een of meer explosieven heeft aangebracht in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en/of (vervolgens) in/op/aan de geldautomaat en/of van het GWK en/of (vervolgens) die geldautomaat heeft doen/laten exploderen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
tot op heden onbekend gebleven personen, op of omstreeks 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of
Travelex N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming een of meer explosieven heeft aangebracht
in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en/of (vervolgens) in/op/aan de geldautomaat en/of van het GWK en/of (vervolgens) die geldautomaat heeft doen/laten exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 17 april 2024 te Delft en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- (al dan niet met anderen) op voorverkenning (mee) te gaan naar de geldautomaat, althans het GWK en/of
- twee explosieven te vervaardigen en/of te vervoeren en/of (aan zijn onbekend gebleven) medeverdachte(n) te verstrekken en/of
- een scooter en/of motor te stelen en/of (aan zijn onbekend gebleven) medeverdachte(n) ter beschikking te stellen ten behoeve van het vervoer van en
naar de plaats delict en/of
- zijn (onbekend gebleven) medeverdachte(n) met zijn auto naar en/of van het plaats delict te vervoeren.
Dagvaarding II
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweeg brengen van een ontploffing (artikel 157 ahf/sub 1 en ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht) en/of een diefstal met braak en verbreking in vereniging
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht en 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten, samen met zijn mededader(s),
- een auto (met kenteken [kenteken 1] ),
- drie telefoons en/of meerdere Lyca simkaarten
- handschoenen,
- schoenovertrekken en/of schoenen,
- mondkapjes,
- een regenjas,
- balaclava/bivakmuts,
- een schoonmaakfles met schoonmaakdoekje,
- een breekijzer,
- twee aluminium buizen,
- twee hoofdlampen en/of een zaklamp, en/of
- tie-wraps
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.