ECLI:NL:RBDHA:2025:6522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van minderjarige eiseressen en subsidiaire beschermingsstatus in Duitsland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van drie minderjarige eiseressen tegen de niet-ontvankelijk verklaringen van hun asielaanvragen. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn en de niet-ontvankelijk verklaringen in stand kunnen blijven. De eiseressen hebben op 10 november 2022 aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze zijn op 5 maart 2024 buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 19 augustus 2024 de minister opgedragen om de aanvragen opnieuw te beoordelen, waarbij rekening gehouden moest worden met de wens om het gezin bijeen te houden. De minister heeft echter op 27 februari 2025 de aanvragen opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiseressen een subsidiaire beschermingsstatus in Duitsland hebben, waar hun vader ook internationale bescherming geniet. De rechtbank heeft de beroepen op 10 april 2025 behandeld en vastgesteld dat de minister niet zorgvuldig heeft gehandeld door de ouders van de eiseressen niet te horen. Desondanks heeft de rechtbank besloten de bestreden besluiten in stand te houden, omdat de eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet bij hun vader in Duitsland kunnen verblijven. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiseressen.