Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
de minister van Asiel en Migratie
Inleiding
:eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld. Eiseres, geboren in Nederland en van Turkse nationaliteit, heeft op 17 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel wedertoelating. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 24 november 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is bij besluit van 9 juli 2024 eveneens ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2025 behandeld. Eiseres heeft nieuwe standpunten ingenomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet in de beoordeling kunnen worden betrokken, omdat ze te laat zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land voor haar is, en dat zij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.92 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiseres heeft in het verleden rechtmatig verblijf gehad, maar de rechtbank oordeelt dat haar banden met Turkije sterker zijn dan met Nederland.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat er sprake is van familie- en gezinsleven met haar vader in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres kan binnen vier weken na deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.