ECLI:NL:RBDHA:2025:6520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
AWB 24 12551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf van een Turkse eiseres op basis van artikel 8 EVRM en vreemdelingenrechtelijke voorwaarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeeld. Eiseres, geboren in Nederland en van Turkse nationaliteit, heeft op 17 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel wedertoelating. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 24 november 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is bij besluit van 9 juli 2024 eveneens ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2025 behandeld. Eiseres heeft nieuwe standpunten ingenomen, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet in de beoordeling kunnen worden betrokken, omdat ze te laat zijn ingediend. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Nederland het meest aangewezen land voor haar is, en dat zij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.92 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiseres heeft in het verleden rechtmatig verblijf gehad, maar de rechtbank oordeelt dat haar banden met Turkije sterker zijn dan met Nederland.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat er sprake is van familie- en gezinsleven met haar vader in Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres kan binnen vier weken na deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. D. Gürses).
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 24 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen
:eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is in Nederland geboren in 1996 en heeft de Turkse nationaliteit. Op achtjarige leeftijd heeft haar moeder haar meegebracht naar Turkije. Eiseres heeft op 17 mei 2023 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel wedertoelating. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiseres niet heeft aangetoond dat Nederland het meest aangewezen land is voor haar. Eiseres voldoet daarom niet aan de voorwaarden van artikel 3.92, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 3.92, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000 kan de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd worden verleend aan de meerderjarige vreemdeling die:
a. voor het negentiende levensjaar tien jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft gehad en wiens aanvraag is ontvangen voor het negenentwintigste levensjaar, of
b. voor het negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Vw 2000, en voor wie Nederland naar het oordeel van verweerder het meest aangewezen land is.
Nieuwe gronden in beroep
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep nieuwe standpunten heeft ingenomen. De rechtbank hanteert een termijn van tien dagen voorafgaand de zittingsdatum om nadere stukken in te dienen. Deze termijn wordt door middel van een brief kenbaar gemaakt aan partijen. In deze brief is ook opgenomen dat nieuwe stukken die na de tiendagentermijn alsnog worden ingediend buiten beschouwing gelaten kunnen worden. Eiseres heeft de dag voor de zitting, op zondag 2 maart 2025 om 16:11 uur, een pleitnota naar de rechtbank verzonden. Op de zitting gaf de gemachtigde als reden hiervoor dat hij het dossier laat heeft ontvangen aangezien hij later aan deze zaak is gekoppeld. Ook heeft hij hierdoor niet tijdig de zaak kunnen bespreken met eiseres. Op de zitting heeft eiseres gesteld dat de pleitnota een nadere onderbouwing is van eerder ingenomen standpunten. De rechtbank volgt deze stelling niet ten aanzien van de gronden over het Turks associatierecht, gebreken aan het dossier en de ontbrekende hoorzitting. De rechtbank is van oordeel dat, deze nieuwe standpunten niet kunnen worden betrokken in de beoordeling van het geschil. Daarbij kon de minister door het te laat indienen van de nieuwe beroepsgronden niet adequaat reageren op bovengenoemde gronden. De rechtbank acht het daarom strijdig met de goede procesorde om de nieuwe beroepsgronden toe te laten. De rechtbank vindt hiervoor steun in de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] De gronden over de band van eiseres met Nederland en artikel 8 van het EVRM ziet de rechtbank als een nadere onderbouwing van eerder ingenomen standpunten.
Wedertoelating
6. Eiseres voert aan dat zij opnieuw toegelaten dient te worden tot Nederland. Zij was van 1995 tot 2004 in bezit van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Na de scheiding van haar ouders heeft zij met haar moeder Nederland tijdelijk verlaten. Dat zij Nederland enkel tijdelijk heeft verlaten is terug te vinden in de grensregistratie. In september 2004 heeft haar moeder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd voor hun beide, maar vanwege onvoldoende financiële middelen is de aanvraag ingetrokken. De intentie van eiseres was niet om Nederland permanent te verlaten waardoor de voorwaarde van 10 jaar verblijf voor de leeftijd van 19 jaar is vervuld. Dit volgt ook uit de het feit dat Nederland feitelijk niet heeft verlaten toen haar verblijfsrecht eindigde. Ze heeft namelijk tot 12 september 2005 ingeschreven gestaan bij de gemeente Arnhem. Eiseres betoogt ook dat haar band met Nederland sterker is dan met Turkije. Eiseres is immers in Nederland geboren en heeft haar vormende kinderjaren hier doorgebracht. Naar eigen zeggen heeft zij Nederland bewust meegemaakt en heeft zij zich nooit volledig kunnen aanpassen aan Turkije. Daarnaast heeft eiseres het contact met haar vader, die in Nederland woont, versterkt en bezoekt ze hem regelmatig. Haar vader heeft kanker en zij wil voor hem zorgen in zijn laatste dagen en de familierelatie versterken die ze in de laatste tijd van zijn leven hebben opgebouwd. Daarnaast is eiseres biseksueel en atheïst wat ook maakt dat zij in Nederland beter past dan Turkije.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres aaneensluitend tien jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De minister stelt namelijk dat uit het departementale dossier is gebleken dat eiseres met ingang van 12 januari 1996 een verblijfsvergunning is verleend en dat deze geldig was tot aan 15 maart 2004. Eiseres heeft dus ongeveer acht jaren rechtmatig verblijf in Nederland gehad. Eiseres heeft dit onvoldoende weerlegd door de kopie van de basisregistratie personen te overleggen. De basisregistratie personen zegt namelijk niets over het al dan niet hebben van rechtmatig verblijf in Nederland. In zoverre eiseres heeft willen betogen dat zij een afgeleid verblijfsrecht heeft gehad omdat haar vader rechtmatig verblijf had sinds haar geboorte, slaagt dat niet nu eiseres dit niet met stukken nader heeft onderbouwd.
6.2.
Nu vast staat dat eiseres voor haar negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven is de vraag of zij erin is geslaagd om aannemelijk te maken dat Nederland het meest aangewezen land is voor haar. Ook in dat geval komt eiseres namelijk in aanmerking voor wedertoelating. Het moet dan gaan om vreemdelingen die evident in de Nederlandse samenleving zijn geworteld, nauwelijks en geen banden hebben met de samenleving van het land waarvan zij de nationaliteit bezitten. [2] Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daarin niet geslaagd. Het betoog van eiseres duidt niet op een worteling in Nederland. Eiseres was namelijk 8,5 jaar oud toen zij met haar moeder naar Turkije vertrok en heeft in Turkije een studie gevolgd en gewerkt. De minister mag uit die feiten afleiden dat zij zich heeft weten aan te passen aan Turkije. Ook geeft eiseres zelf aan dat ze niet meer goed Nederlands spreekt, wat bijdraagt aan de conclusie dat de band met Nederland minder sterk is dan die met Turkije. De stelling dat eiseres biseksueel en atheïst is duidt ook niet op een worteling in Nederland of een band met Nederland.
Artikel 8 van het EVRM
7. Eiseres voert aan dat er sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM met haar vader. Eiseres en haar vader hebben contact met elkaar. Zij gaat regelmatig op bezoek bij haar vader in Nederland en wil de familierelatie versterken die ze in de laatste tijd van haar vaders leven hebben opgebouwd. Ook wil eiseres voor haar vader zorgen. In beroep voegt eiseres hieraan toe dat zij financieel wordt ondersteund door haar vader en er een sterke emotionele afhankelijkheid van elkaar bestaat.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat van beschermingswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM niet is gebleken. Eiseres heeft voor het eerst in beroep aangegeven dat er sprake zou zijn van artikel 8 van het EVRM en heeft dit standpunt onvoldoende toegelicht. Zo heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat haar vader haar financieel ondersteunt. De gestelde emotionele afhankelijkheid is ook enkel gesteld en niet nader toegelicht. Daarnaast is niet gebleken of gesteld dat de vader van eiseres afhankelijk is van hulp en zorg van eiseres of dat het andersom het geval is. Dat eiseres een betere band wenst met haar vader, maakt niet dat er momenteel een meer dan gebruikelijke band bestaat tussen hen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.

Beslissing

9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 april 2025.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen...

Voetnoten

1.Zie ABRvS 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:873.
2.Staatsblad 2000, nr. 497.