ECLI:NL:RBDHA:2025:6511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en de verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Noorwegen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 28 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit houdt in dat de rechtbank het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, bevestigt. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regels heeft vastgesteld over de behandeling van asielaanvragen, en dat in dit geval Noorwegen verantwoordelijk is, omdat Nederland een verzoek om terugname heeft gedaan dat niet is afgewezen. Eiser had aangevoerd dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar zijn verblijf in het Dublingebied, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat Noorwegen de aanvraag niet in behandeling zal nemen. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij het Dublingebied heeft verlaten, wat hij niet heeft kunnen doen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 18 februari 2025. Eiser heeft geen recht op vergoeding van proceskosten, en de rechtbank bevestigt dat het beroep ongegrond is.