ECLI:NL:RBDHA:2025:6507
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Noorwegen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen. De minister heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Noorwegen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 januari 2025, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J. Eizenga, en een tolk, F. Kanaan. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.H.J. Muijlkens.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een aanverwante zaak (NL25.1915), een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.