ECLI:NL:RBDHA:2025:650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL23.9964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte kennisneming van derdenverklaringen in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025 een beslissing genomen in het kader van een asielaanvraag van eiser, die door de Minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is verklaard. De Minister heeft in zijn besluit verwezen naar twee derdenverklaringen die eiser in verband brengen met een gewapende groepering en een moord. Deze verklaringen zijn ingediend met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht, wat inhoudt dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en betwist de rechtvaardiging van de beperkte kennisneming van de anonieme verklaringen.

De rechter-commissaris heeft de ingebrachte derdenverklaringen beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen niet anoniem zijn, maar dat de privacy en veiligheid van de betrokken derden en hun familieleden bescherming vereisen. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de belangen van de betrokken derden zwaarder wegen dan het belang van eiser om kennis te nemen van de stukken. De beslissing van de rechter-commissaris is gebaseerd op de noodzaak om de persoonlijke levenssfeer van de derden te respecteren en de vertrouwelijkheid van hun verklaringen te waarborgen.

Uiteindelijk heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat de beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is, en deze beslissing is genomen door mr. S.E.C. Debets in aanwezigheid van griffier mr. B. Tijssen. De beslissing is op dezelfde dag openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9964
beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs,
en

de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en

Veiligheid(hierna: de Minister),
gemachtigde: mr. M. van Nijnatten.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft de Minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (geregistreerd onder hetzelfde zaaknummer).
In het bestreden besluit heeft de Minister gewezen op twee derdenverklaringen, waaruit zou volgen dat eiser in verband wordt gebracht met een gewapende groepering en betrokken zou zijn geweest bij de moord op een zakenman genaamd [naam]. De Minister heeft deze verklaringen bij de rechtbank ingediend met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de Minister aan de rechtbank heeft meegedeeld dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken. De rechtbank moet daarom een beslissing nemen op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb over de vraag of beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, aan de bestuursrechter meedelen dat uitsluitend hij kennis mag nemen van schriftelijke inlichtingen. Op grond van het derde lid beoordeelt de bestuursrechter of beperkte kennisneming is gerechtvaardigd.
2. De Minister heeft zich ten aanzien van de derdenverklaringen op het standpunt gesteld dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is vanwege de bescherming van de privacy en veiligheid van de derden en de bescherming van hun familie. Ook heeft de Minister toegelicht dat aan de derden is aangegeven dat vertrouwelijk met hun verklaringen zal worden omgegaan, wat beperkte kennisneming van deze verklaringen volgens de Minister rechtvaardigt.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat beperkte kennisneming van de anonieme verklaringen niet gerechtvaardigd is. Daartoe voert hij – kort samengevat – aan dat het verzoek van de Minister onvoldoende is gemotiveerd omdat een anonieme verklaring op zichzelf al ‘geheim’ is. Ook voert hij aan dat het verzoek van de Minister om toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb in strijd is met het Unierecht. Hij verwijst daarbij naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 22 september 2022 (ECLI:EU:C:2022:708).
4. Na kennis te hebben genomen van de stukken komt de rechter-commissaris tot het volgende oordeel.
5. Het is een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging dat de rechter zich bij zijn oordeel alleen mag baseren op die gegevens van feitelijke aard waarvan alle partijen de juistheid en volledigheid hebben kunnen nagaan en ter discussie hebben kunnen stellen. Een beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb leidt er toe dat eiser in het geheel geen kennis kan nemen van de derdenverklaringen en is daarom alleen bij ‘gewichtige redenen’ mogelijk. De rechter-commissaris moet beoordelen of beperkte kennisneming in dit geval gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
6. De rechter-commissaris heeft kennis genomen van de ingebrachte derdenverklaringen. De rechter-commissaris stelt vast dat de overgelegde verklaringen niet zijn afgelegd door anonieme derden, zoals het begeleidende bericht van de Minister wel doet vermoeden, maar dat het gaat om verklaringen van bij naam genoemde derden. De Minister heeft, gelet op de aan eiser tegengeworpen 1F-gedragingen, terecht gewezen op de noodzaak van bescherming van de privacy en veiligheid van beide derden en hun familieleden, wat maakt dat de derden anoniem moeten blijven. Die veiligheidsoverwegingen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de derden en eventuele familieleden wegen in dit geval zwaarder dan het belang dat eiser kennisneemt van de stukken. Daarnaast heeft de Minister er in dit kader ook terecht op gewezen dat in dit geval mede een zwaarwegend belang bestaat bij de bescherming van de privacy van de betrokken derden omdat deze derden is toegezegd dat vertrouwelijk zal worden omgegaan met hun verklaringen. Het beroep van eiser op het arrest van het Hof van 22 september 2022 leidt niet tot een ander oordeel. Hieruit volgt – kortgezegd – dat de rechter moet beschikken over alle stukken en dat de betrokkene moet kunnen beschikken over op z’n minst de kern van de informatie waarop het besluit berust. In dit kader acht de rechter-commissaris van belang dat uit het voornemen en het bestreden besluit, zij het summier, de inhoud en strekking van de derdenverklaringen wel duidelijk wordt. Daarmee is de kern van de gronden waarop de beslissing tot afwijzing van eisers asielaanvraag berust voor eiser in dit geval voldoende kenbaar geworden en wordt eiser niet onevenredig in zijn belangen geschaad indien de derdenverklaringen vertrouwelijk blijven. De rechter-commissaris acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken waarvoor het verzoek door verweerder is gedaan gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is op 21 januari 2025 gedaan door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:
en zal op dezelfde dag openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan slechts tegelijkertijd met het eventuele hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank hoger beroep worden ingesteld.