ECLI:NL:RBDHA:2025:6496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
NL25.1663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse vrouw wegens gebrek aan bewijs voor sociale groep en bescherming

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Algerijnse vrouw, die op 25 juli 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De vrouw, geboren in 1997, stelt dat zij vanwege haar afkomst en de dreiging van een gedwongen huwelijk door haar familie in Algerije, vrees heeft voor vervolging. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag op 8 januari 2025 afgewezen, wat de vrouw niet accepteert en hiertegen in beroep gaat. De rechtbank heeft op 19 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de vrouw en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij behoort tot een specifieke sociale groep, zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, waarin wordt gesteld dat een sociale groep moet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De rechtbank concludeert dat de overgelegde stukken onvoldoende bewijs bieden voor de vrees van de vrouw om te worden vervolgd vanwege haar gender en de situatie in Algerije.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank wijst erop dat de vrouw, gezien haar achtergrond en opleidingsniveau, in staat moet worden geacht om zich in Algerije te handhaven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De vrouw krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1663
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: A. Hadfy-Kovacs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft op 25 juli 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. De minister heeft met het bestreden besluit van 8 januari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, M. Cheiboukh als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat haar familie in Algerije van plan was om haar tegen haar wil uit te huwelijken. Toen zij dit weigerde, is ze mishandeld door haar vader en haar broer. Hierna is zij weggelopen en gevlucht. Eiseres vreest bij terugkeer opnieuw te worden mishandeld en te worden vermoord door haar familie.
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende geloofwaardig bevonden relevante asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Het gedwongen huwelijk en de daaruit voortvloeiende problemen.
8. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de geloofwaardig bevonden asielmotieven geen asielgrond vormen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vw. De vrees van eiseres om vermoord te worden door haar familie is niet aannemelijk. Ten aanzien van de vrees van eiseres om door haar familie mishandeld te worden bij terugkeer, bestaat de mogelijkheid om bescherming in te roepen van de autoriteiten. Hier heeft eiseres tot nu toe geen gebruik van gemaakt. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege het behoren tot een bepaalde sociale groep, te weten: vrouwen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
9. Verder komt eiseres volgens de minister niet in aanmerking voor een afgeleide verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is weliswaar sprake van familie- en gezinsleven met haar verloofde in Nederland, maar de belangenafweging tussen de belangen van eiseres en de Nederlandse overheid valt volgens de minister in het nadeel van eiseres uit. De minister onderbouwt dit met een opsomming en afweging van aspecten die in het voor- en nadeel van eiseres wegen.

De asielrechtelijke bescherming

10. Eiseres voert in beroep ten eerste aan dat zij aanspraak maakt op vluchtelingschap door gegronde vrees voor vervolging vanwege het behoren tot de bepaalde sociale groep ‘vrouwen’ in Algerije. Daarnaast voert eiseres aan dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Algerije en op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Eiseres loopt bij terugkeer het reële risico om slachtoffer te worden van mishandeling en eerwraak door toedoen van haar familie. Ze loopt dit risico omdat ze heeft geweigerd om uitgehuwelijkt te worden. Ook is ze haar ouderlijk huis ontvlucht en woont zij in Nederland samen met haar partner, iets dat in de Algerijnse samenleving en in de familie van eiseres als een schande wordt beschouwd. Verder is het niet mogelijk voor eiseres om bescherming in te roepen van de Algerijnse autoriteiten. Het enkele feit dat huiselijk geweld strafbaar is gesteld in Algerijnse wetgeving betekent niet dat er sprake is van daadwerkelijke bescherming. Het inroepen van bescherming is bij voorbaat zinloos.
11. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) volgt dat een persoon behoort tot een “specifieke sociale groep” als aan twee cumulatieve voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde is dat de leden van de betrokken groep ten minste een identificatiekenmerk delen, zoals genoemd in artikel 10, eerste lid onder d, van de Kwalificatierichtlijn (Kri). In de uitspraak van 16 januari 2024 (ECLI:EU:C:2024:47) heeft het Hof geoordeeld dat het feit dat iemand een vrouw is, een aangeboren kenmerk is en daarmee een identificatiekenmerk in vorenbedoelde zin. De tweede voorwaarde voor het bestaan van een sociale groep is dat de groep in het land van oorsprong een “eigen identiteit” heeft, “omdat zij in het land van oorsprong als afwijkend worden beschouwd”. De rechtbank is met de minister van oordeel dat de overgelegde stukken en aangehaalde en beschikbare (landen)informatie onvoldoende aanknopingspunten bevatten om vrouwen in Algerije aan te merken als een bepaalde sociale groep. Daarom heeft de minister niet ten onrechte geoordeeld dat eiseres niet op die grond aanspraak maakt op verblijf op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vw.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ook niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Hiertoe overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde stukken en landen(informatie) niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten aan eiseres geen bescherming kunnen of willen bieden. De door eiseres gestelde vrees om (uit eerwraak) te worden vermoord is niet onderbouwd. In de Algerijnse wetgeving is huiselijk geweld strafbaar gesteld en er kan zowel in persoon als online aangifte worden gedaan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot het inroepen van bescherming bij verschillende vrouwenrechtenorganisaties.i Niet valt in te zien waarom eiseres niet heeft geprobeerd of kan proberen bescherming in te roepen, terwijl deze mogelijkheid wel bestaat. De minister heeft bij haar beoordeling op dit punt niet ten onrechte het referentiekader van eiseres betrokken. Eiseres is een hoogopgeleide jonge vrouw met meerdere diploma’s en heeft meerdere malen zelfstandig buiten Algerije gereisd. Ook het beroep op de uitspraak van 7 mei 2024 van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:BROT:2024:4157) treft geen doel nu dit een andere situatie betreft dan in de zaak van eiseres. De rechtbank volgt de minister in haar oordeel dat, gelet op het referentiekader van eiseres en haar mate van (eerdere) zelfstandigheid, niet wordt ingezien dat zij zich bij terugkeer niet in Algerije zou kunnen handhaven.

Artikel 8 van het EVRM

13. Tot slot is eiseres het oneens met de uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. Eiseres voert aan dat het in de lijn der verwachting ligt dat haar partner op korte termijn in Nederland werk zal vinden waardoor er voldaan zal worden aan het middelenvereiste. Ook is er sprake van een objectieve belemmering om in Algerije het gezinsleven uit te oefenen. Haar familie accepteert de relatie tussen eiseres en haar verloofde niet. Als zij gaan samenwonen in Algerije hebben zij te vrezen voor grote moeilijkheden met de familie. Ook als zij zich zouden vestigen in een ander deel van Algerije, valt het niet te verwachten dat ze deze problemen kunnen voorkomen.
14. De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het middelenvereiste aan eiseres kan worden tegengeworpen. Er zijn ook geen beroepsgronden aangevoerd waaruit zou volgen dat sprake is van bijzondere omstandigheden waarom de partner van eiseres zou moeten worden vrijgesteld van het middelenvereiste. Daarnaast blijkt uit wat hiervoor is overwogen over het asielrelaas van eiseres dat er geen sprake is van een objectieve belemmering. Van eiseres mag verwacht worden dat zij zich kan handhaven bij terugkeer naar Algerije en er bestaat voor eiseres en haar partner de mogelijkheid om het gezinsleven in Algerije uit te oefenen door zich elders in Algerije te vestigen. Ook het feit dat er geen regulier beleid bestaat voor de gezinssamenstelling die eiseres en haar partner zijn aangegaan, dat er voor eiseres sprake is van een eerste toelating en dat eiseres een sterkere binding heeft met Algerije dan met Nederland, heeft de minister in het nadeel van eiseres mogen laten meewegen. De rechtbank is van oordeel dat de minister de belangenafweging in het nadeel van eiseres heeft kunnen laten uitvallen. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i United States Department of State, Algeria 2023 Human Rights Report, pagina 40.