ECLI:NL:RBDHA:2025:6482
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsdocument
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die ertoe strekt het beroep in Nederland te mogen afwachten. De minister van Asiel en Migratie heeft met het primaire besluit van 24 augustus 2023 de aanvraag van verzoekster om vernieuwing van het verblijfsdocument EU/EER afgewezen. Dit besluit is bevestigd in het bestreden besluit van 20 juni 2024, waartegen verzoekster beroep heeft ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 februari 2025 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. De minister heeft zich afgemeld voor de zitting. In de beoordeling wijst de voorzieningenrechter het verzoek af, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak (zaaknummer NL24.26094) en het beroep ongegrond heeft verklaard. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer nodig.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en is op 25 maart 2025 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.