ECLI:NL:RBDHA:2025:6473
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie op 25 september 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 februari 2025, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. M. Rasul, en een tolk, D. Hosseini. De minister heeft zich afgemeld voor de zitting.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een andere zaak (NL24.38154) en heeft het beroep ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt op 17 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.