ECLI:NL:RBDHA:2025:6424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
24_1986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inzageverzoek op grond van de AVG door de minister van Financiën

In deze zaak heeft eiser een inzageverzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij de minister van Financiën. Dit verzoek werd afgewezen met een besluit van 8 september 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing gehandhaafd in een besluit van 22 december 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 maart 2025 waren de gemachtigden van verweerder aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder inzageverzoeken heeft gedaan, die ook zijn afgewezen. Verweerder heeft het nieuwe verzoek afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn, en dat de afwijzing van het inzageverzoek niet evident onredelijk is.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 16 april 2025. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: J. Turk),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. A. van der Linden en mr. A. Strooper).

Procesverloop

1. Eiser heeft een inzageverzoek gedaan op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 30 augustus 2023 verzocht om een overzicht van zijn persoonsgegevens die in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) stonden. [1] Verweerder heeft het verzoek van eiser met een beroep op artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen onder verwijzing naar de afwijzing van eerdere verzoeken. Op 15 maart 2021 en 22 juni 2021 heeft eiser namelijk ook inzageverzoeken gedaan. Deze verzoeken heeft verweerder met het besluit van 9 december 2021 afgewezen. Volgens verweerder bevat het nieuwe inzageverzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden. Verder heeft verweerder erop gewezen dat de FSV op 27 februari 2020 is uitgezet en dat de applicatie niet meer is gebruikt. Dit betekent dat er geen wijzigingen zijn geweest in de persoonsgegevens die eiser naar aanleiding van zijn eerdere verzoek heeft ontvangen. Wel heeft verweerder ambtshalve informatie verstrekt over de opname van eiser in de FSV.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Er is, ook volgens verweerder zelf, sprake van een onterechte registratie, in een systeem dat niet voldeed aan de zes kernbeginselen uit artikel 5 van de AVG en de Baseline lnformatiebeveiliging Overheid. Deze registratie weegt op eiser. Hij acht de informatie die hij van de Belastingdienst tot op heden heeft ontvangen onvoldoende. Niet duidelijk is geworden waarom hij in de registratie werd opgenomen. Informatie over het zogenaamde ‘signaal’ ontbreekt. Ook is niet duidelijk geworden wat de gevolgen zijn geweest van de registratie. Hij wil onder meer weten waarom het boekenonderzoek in 2019 werd ingesteld, en waarom het na een klacht werd ingetrokken. Beide feiten lijken verband te houden met het behandelverslag van 3 april 2019, een stuk dat de Belastingdienst weigert te verstrekken, en de FSV-registratie. Verweerder weigert het behandelverslag te verstrekken maar beroept zich daarbij niet op gewichtige redenen. Het gevraagde stuk heeft volgens verweerder geen betrekking op de zaak. Anders dan verweerder stelt, betreft het behandelverslag persoonsgegevens van eiser, enig bestuurder van de stichting, gemaakt door een controlemedewerker die op de hoogte is van de FSV-registratie. Ondanks uitdrukkelijk en herhaald verzoek, en in strijd met artikel 7:4, tweede lid, van de Awb heeft verweerder geweigerd eiser inzage te verlenen in het stuk. Het hoorrecht is hierdoor geschonden. Eiser had vragen willen stellen over dit stuk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Een bestuursorgaan kan ervoor kan kiezen om, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit. Als het bestuursorgaan toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, dan toetst de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid, of het bestuursorgaan zich terecht, en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als naar het oordeel van de bestuursrechter het bestuursorgaan terecht meent dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat de afwijzing van de aanvraag in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd echter tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag evident onredelijk is. [2]
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser opnieuw heeft verzocht om inzage in de persoonsgegevens die verweerder van hem heeft opgenomen in de FSV. De FSV is niet meer in gebruik en is sinds de vorige verzoeken niet gewijzigd. Eiser heeft in beroep niet aangevoerd welke nieuwe feiten of veranderde omstandigheden maken dat zijn herhaalde inzageverzoek ten onrechte is afgewezen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat niet gebleken is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Hierbij heeft verweerder terecht gesteld dat het verzoek alleen ziet op persoonsgegevens van eiser in de FSV. De uitbreiding in de bezwaarfase naar inzage in fiscale dossiers kan in deze procedure niet aan de orde komen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de afwijzing evident onredelijk is.
5.2.
Verweerder heeft het hoorrecht niet geschonden door eiser geen inzage te geven in het behandelverslag van 3 april 2019. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat het behandelverslag een relevant stuk is in deze procedure, waarin alleen de vraag aan de orde is of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:6
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 7:4
[…]
2. Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.
Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
Artikel 15
1.De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Artikel 15 van de AVG.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4151.