ECLI:NL:RBDHA:2025:6424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing inzageverzoek op grond van de AVG door de minister van Financiën
In deze zaak heeft eiser een inzageverzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij de minister van Financiën. Dit verzoek werd afgewezen met een besluit van 8 september 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing gehandhaafd in een besluit van 22 december 2023. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 maart 2025 waren de gemachtigden van verweerder aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder inzageverzoeken heeft gedaan, die ook zijn afgewezen. Verweerder heeft het nieuwe verzoek afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn, en dat de afwijzing van het inzageverzoek niet evident onredelijk is.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 16 april 2025. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.