ECLI:NL:RBDHA:2025:6419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
09/114686-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen invoer cocaïne, verkoop van twee kilogram cocaïne en wapenhandel met vrijspraak voor medeplegen wapenhandel

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende feiten, waaronder de invoer en verkoop van cocaïne en wapenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland, waarbij hij samen met anderen heeft geprobeerd om cocaïne te vervoeren vanuit Zuid-Amerika. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk ongeveer twee kilogram cocaïne verkocht en voorhanden gehad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het medeplegen van wapenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral de impact van drugshandel en wapenhandel op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/114686-23
Datum uitspraak: 16 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 januari 2020 tot
en met 10 november 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een of meer feiten, bedoeld
in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of
te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of
vervoeren, van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door:
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden te
hebben en/of daarvan gebruik te maken in de communicatie met één of meer van
zijn mededaders, en/of
- via SkyECC met anderen (onder andere SKY-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] ,
[accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en/of [accountnaam 7] ):
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over (het participeren in) het
importeren van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen, vanuit Colombia, althans het buitenland, en/of
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over de wijze van betaling van de
te importeren en/of de te transporteren hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen, en/of
* foto’s uit te wisselen van een (MNBU-)container en/of grote hoeveelheden
contant geld, waarop briefjes te zien zijn met daarop geschreven de username van
het account van verdachte (te weten “ [accountnaam 8] ”) en/of
- via SkyECC met anderen (onder andere SKY-accounts [accountnaam 9] , [accountnaam 10] , [accountnaam 11]
en/of [accountnaam 13] ):
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over de handel in en/of verkoop
en/of betaling van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen;
2.
hij, op of omstreeks 19 juli 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, (ongeveer) twee kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van de Opiumwet;
3.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot
en met 22 mei 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens), zonder erkenning,
een of meerdere wapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 categorie
II en/of artikel 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, heeft overgedragen
en/of heeft verhandeld en/of heeft uitgewisseld en/of anderszins ter beschikking
heeft gesteld en/of heeft onderhandeld over de aankoop en/of verkoop en/of
levering van wapens en munitie en/of transacties heeft geregeld voor de aankoop
en/of verkoop en/of levering van wapens en munitie, door:
- via SkyECC een of meer berichten te sturen naar SKY-account [accountnaam 14] , althans
naar een of meer personen, en/of
- in die berichten aan te sturen op de aankoop en/of verkoop van wapens en/of
wapens aan te bieden en/of afspraken te maken over prijzen en/of ontmoetingen
en/of door foto's met daarop wapens en/of munitie te sturen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota – namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van feit 1 en integraal moet worden vrijgesproken van feit 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – hierna ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (voorbereidingshandelingen Opiumwet)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, met dien verstande dat de bewezenverklaring dient te worden beperkt tot de periode van 10 mei 2020 tot en met 10 november 2020. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de gesprekken op 13 januari 2020 heeft gevoerd. Bovendien kan uit het gesprek van 13 januari 2020 niet worden afgeleid dat het om drugshandel ging. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de PGP-telefoon met Sky-ID [SKY-ID] en nickname “ [accountnaam 8] ” pas na 13 januari 2020 heeft overgenomen van een ander.
De rechtbank overweegt allereerst dat het dossier geen aanknopingspunt bevat om te veronderstellen dat het gesprek op 13 januari 2020 door een ander dan de verdachte is gevoerd. Uit het procesdossier leidt de rechtbank af dat de door de verdachte gebruikte nickname “ [accountnaam 8] ” ook actief was op 13 januari 2020. De rechtbank gaat er dus vanuit dat het chatgesprek van 13 januari 2020 is gevoerd door de verdachte.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat in het chatgesprek van 13 januari 2020 wordt gesproken over een boot, een haven en uithalen. Hoewel dergelijke begrippen in verband kunnen worden gebracht met de (voorbereiding van) invoer van verdovende middelen, kan – uitsluitend op basis van dit gesprek – niet zonder meer worden afgeleid dat daarvan ook in dit geval sprake is. Dat is anders voor de gesprekken die zijn gevoerd vanaf 10 mei 2020. De inhoud van die chatgesprekken hebben naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar betrekking op het vervoeren of invoeren van verdovende middelen. Ten aanzien van die gesprekken heeft de verdachte ter terechtzitting ook bekend dat hij zich heeft beziggehouden met vervoer en invoer van cocaïne.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de periode waarin de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet dient te worden beperkt tot de periode vanaf 10 mei 2020 tot en met 10 november 2020.
3.4.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (voorhanden hebben/verkopen cocaïne)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van feit 2. Volgens de raadsman kan uit de chatberichten niet worden afgeleid dat de verdachte twee kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad en/of heeft verkocht. Bovendien heeft de verdachte geen beschikkingsmacht gehad over de cocaïne. De verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het gesprek op 19 juli 2020 ging over de verkoop van (echte) cocaïne, maar dat hij uiteindelijk niets heeft verkocht.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 19 juli 2020 een foto heeft gestuurd van een wit blok met daarop de cijfers 35 gedrukt. Daarbij heeft de verdachte de tekst “Colo” en “31,25” gestuurd en aan zijn tegencontact laten weten dat hij er misschien nog een over heeft en dat hij misschien nog kan “bijpakken”. Vervolgens stuurt de verdachte dat alles weg is en dat “die man” ze allemaal heeft gepakt.
Op grond van het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank ten eerste dat de verdachte ten minste twee kilo cocaïne aanwezig heeft gehad: het blok cocaïne op de foto met de “31,25” erop gedrukten een kilo die hij wellicht nog had. Daarnaast blijkt, anders dan door de raadsman betoogd, uit de inhoud van het chatgesprek dat de verdachte beschikkingsmacht over de cocaïne had. Hij heeft de cocaïne immers te koop aangeboden en had de mogelijkheid om extra cocaïne te verkrijgen (hij kon “bijpakken”). Ter terechtzitting heeft de verdachte bovendien desgevraagd verklaard dat hij die cocaïne daadwerkelijk aan zijn tegencontact had kunnen verkopen, als hij sneller tot een overeenstemming met die persoon gekomen was. Ook daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte beschikkingsmacht over de cocaïne had. Tot slot blijkt uit de chatberichten dat de verdachte de cocaïne ook (aan een ander dan het tegencontact) heeft verkocht.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte op 19 juli 2020 twee kilo cocaïne voorhanden heeft gehad en heeft verkocht.
3.4.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (wapenhandel)
De verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij zich – kortgezegd – schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van wapenhandel.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de periode van 15 februari 2020 tot en met 22 mei 2020 chatgesprekken heeft gevoerd over – kortgezegd – de handel in vuurwapens. De verdachte heeft foto’s van vuurwapens gedeeld en gesprekken gevoerd over verschillende soorten (automatische) vuurwapens, waaronder baretta’s, glocks en AK’s en ook over kogels. In de chatgesprekken heeft de verdachte zijn tegencontact geadviseerd over vuurwapens. Ook laat de verdachte zijn tegencontact weten dat hij vuurwapens kan regelen en wat de prijzen zijn. Hieruit blijkt dat de verdachte als tussenpersoon gesprekken over de aan- en verkoop van wapens heeft gevoerd en daarmee heeft gehandeld als wapenmakelaar. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het in de gesprekken ging om echte vuurwapens. Tot slot had de verdachte geen erkenning om wapens te verhandelen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gedurende de periode van 15 februari 2020 tot en met 22 mei 2020 in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie als wapenmakelaar wapens heeft verhandeld, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken voor het ten laste gelegde medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of meer anderen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van
10 mei 2020tot en met 10 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een of meer feiten, bedoeld
in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of
te bevorderen, te weten:
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of
vervoeren, van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
-
eenvoorwerp, stoffen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door:
- één PGP-telefoon, voorhanden te hebben en daarvan gebruik te maken in de communicatie met zijn mededaders, en/of
- via SkyECC met anderen (onder andere SKY-accounts [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] ,
[accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en [accountnaam 7] ):
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over (het participeren in) het
importeren van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen, vanuit Colombia, althans het buitenland, en/of
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over de wijze van betaling van de
te importeren en/of de te transporteren hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen, en/of
* foto’s uit te wisselen van een (MNBU-)container en/of grote hoeveelheden
contant geld, waarop briefjes te zien zijn met daarop geschreven de username van
het account van verdachte (te weten “ [accountnaam 8] ”) en/of
- via SkyECC met anderen (onder andere SKY-accounts [accountnaam 9] , [accountnaam 10] , [accountnaam 11]
en/of [accountnaam 13] ):
* gesprekken te voeren en/of afspraken te maken over de handel in en/of verkoop
en/of betaling van een of meerdere hoeveelheden cocaïne, althans verdovende
middelen;
2.
hij op 19 juli 2020 in Nederland opzettelijk heeft verkocht
enopzettelijk aanwezig
heeft gehad, ongeveer twee kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 15 februari 2020 tot en met 22 mei 2020 in Nederland, zonder erkenning, heeft onderhandeld over de aankoop en/of verkoop en/of levering van wapens en munitie, door:
- via SkyECC een of meer berichten te sturen naar SKY-account [accountnaam 14] , en
- in die berichten aan te sturen op de aankoop van wapens en wapens aan te bieden en afspraken te maken over prijzen en door foto's met daarop wapens en munitie te sturen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het tijdsverloop, de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en met de omstandigheid dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie maanden schuldig gemaakt aan wapenhandel, in de hoedanigheid van wapenmakelaar. De verdachte beschikte over de mogelijkheid om verschillende soorten (automatische) vuurwapens en munitie te leveren en had daarbij aantoonbaar kennis van de technische eigenschappen van de wapens. Daarnaast adviseerde hij over de verkoop en prijsstelling van wapens en adviseerde hij over welk type wapen het meest geschikt zou zijn.
Het ongecontroleerde bezit van wapens in zijn algemeenheid brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De illegale handel in wapens dient dan ook streng te worden bestraft.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de invoer, vervoer en verkoop van cocaïne. De verdachte heeft in een periode van zes maanden gesprekken gevoerd over het in- en vervoeren van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland en België. Ook heeft de verdachte door groepsgesprekken aan te maken, anderen met elkaar in contact gebracht om de in- en vervoer van harddrugs gezamenlijk te organiseren.
Drugshandel heeft een grote ontwrichtende invloed op de samenleving, niet alleen op het gebied van gezondheid en welzijn maar ook op de veiligheid en het financiële stelsel. Het gebruik van verdovende middelen is niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar gaat gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast als gevolg. De verdachte heeft zich bij zijn keuze om zich bezig te houden met drugshandel laten leiden door financiële motieven, en zich niet bekommerd om de gezondheidsrisico’s voor anderen of de schadelijke gevolgen voor de maatschappij. Hij heeft door zo te handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel in drugs bestaat.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 maart 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, slechts worden volstaan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte zijn leven nu op orde lijkt te hebben en dat hij na de periode van de bewezenverklaarde feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop tussen de pleegdata van de bewezenverklaarde feiten en het moment waarop in deze zaak uitspraak wordt gedaan.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 54 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I;
- 9 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en/of categorie III, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
54 (VIERENVIJFTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Balfoort, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld en K.A.M. Boeije, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2025.