ECLI:NL:RBDHA:2025:641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Somalische nationaliteit

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoeker, geboren in Kenia, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd na de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 5 december 2024 besloten de aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Voorafgaand aan de zitting op 20 januari 2025 heeft de minister om aanhouding gevraagd wegens ziekte van de procesvertegenwoordiger. De rechtbank stemde in met de aanhouding van de beroepszaak, maar besloot wel om het verzoek om voorlopige voorziening te behandelen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat er aanknopingspunten waren voor nader onderzoek naar de Somalische nationaliteit van de verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat een bespreking met partijen noodzakelijk was en dat verzoeker belang had bij het afwachten van de uitkomst van het beroep in Nederland. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49092

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Keniaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. Bij besluit van 5 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer NL24.49091). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De minister heeft op 20 januari 2025, voorafgaand aan de geplande zitting in beide zaken, een verzoek om aanhouding gedaan wegens ziekte van de procesvertegenwoordiger. Na telefonisch overleg met beide partijen heeft de rechtbank ingestemd met een aanhouding van de beroepszaak.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft hierin aanleiding gezien wel te beslissen op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en bepaald dat het onderzoek ter zitting in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure achterwege blijft.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe.
2.1.
De voorzieningenrechter ziet in het dossier aanknopingspunten die maken dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet worden toegewezen. Die aanknopingspunten zijn gelegen in het mogelijk nader onderzoek door de minister naar de Somalische nationaliteit van eiser. Voor de rechtbank is voor een oordeel daarover een bespreking met partijen op zitting noodzakelijk. Nu de procesvertegenwoordiger van de minister door ziekte vandaag niet op zitting kan verschijnen, is een nadere zitting in beroep nodig om dat verder te onderzoeken. Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening aangewezen. Verzoeker heeft er belang bij om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. De voorzieningenrechter ziet voorts geen belangen die tot afwijzing van het verzoek zouden nopen, ook niet na het telefonisch onderhoud met de gemachtigden van beide procespartijen.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep tegen het besluit van 5 december 2024 is beslist.
3.1.
De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak. nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.