ECLI:NL:RBDHA:2025:6394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
09/111255-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een ambtenaar in functie en openlijke geweldpleging tijdens de jaarwisseling

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een ambtenaar in functie en openlijke geweldpleging tijdens de jaarwisseling. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieagent door deze ten val te brengen terwijl hij op zijn fiets zat. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij in vereniging geweld had gepleegd tegen verschillende politieambtenaren door hen te confronteren, vuurwerk naar hen te gooien en hen te beledigen. Tijdens de zitting op 2 april 2025 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en openlijke geweldpleging, en legde een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen op. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op de betrokken politieagenten. De benadeelde partij, een politieagent, vorderde schadevergoeding, welke gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/111255-24
Datum uitspraak: 16 april 2025
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.F. Deen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Delft, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan verbalisant [nummer] (aangifte p. 98) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen genoemde verbalisant ten val heeft gebracht door - terwijl deze verbalisant op zijn fiets zat en wilde wegfietsen - de achterzijde van deze fiets op te tillen (waardoor de verbalisant met zijn fiets voorover is gevallen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Delft, in elk geval in Nederland een ambtenaar onder nummer [nummer] gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door genoemde verbalisant ten val te brengen door – terwijl deze verbalisant op zijn fiets zat en wilde wegfietsen - de achterzijde van deze fiets op te tillen (waardoor de verbalisant met zijn fiets voorover is gevallen).
2
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Delft, op/aan de Griegstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, te weten verschillende politieambtenaren door:
- de confrontatie te zoeken met genoemde politieambtenaren en/of
- het gooien van (zwaar) vuurwerk en/of andere voorwerpen in de richting van de politieambtenaren en/of
- een politieambtenaar aan de arm te trekken en/of
- te schreeuwen en/of schelden op/naar de politieambtenaren en/of
- filmopnames te maken van bovenstaande handelingen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en dat de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit. Door de verdediging is betoogd dat op basis van de camerabeelden en
stillsniet is vast te stellen dat de verdachte kan worden herkend als NN1. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte NN1 is en daarmee degene is die deze ten laste gelegde feiten zou hebben gepleegd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feiten 1 subsidiair en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024000011, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft (doorgenummerd pagina 1 t/m 477).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen, waarbij elk bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het blijkens de inhoud betrekking heeft:
1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [nummer] , opgemaakt op 29 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 98-100):
Ik ben werkzaam bij de Politie Eenheid Den Haag en was tijdens de jaarwisseling op 31 december 2023 werkzaam voor basisteam Delft. Ik was deze dienst lid van een groep bikers en was herkenbaar in uniform gekleed door middel van een opvallend geel vest met het standaard politie uniform. Eenmaal aangekomen bij de Debussystraat zag ik een linie van politiecollega’s staan. Ik zag dat voor de ingang van de flat op de Debussystraat een grote groep personen stond. Ik zag dat er continu zwaar vuurwerk richting ons, de politiecollega's, gegooid werd vanuit deze groep. Ik herkende dit als zwaar vuurwerk, omdat de knallen dusdanig hard waren dat het geen legaal vuurwerk betrof. Ik hoorde dat er continu vanuit de groep "kankerjoden, kanker Hollanders" geroepen werd. Ik zag dat er ook veel personen vanuit de groep aan het filmen waren en dat er tijdens het filmen opzettelijk vuurwerk richting ons gegooid werd. Tijdens het fietsen door deze menigte hoorde ik diverse personen mij uitschelden. Ik hoorde de volgende woorden "kanker politie, ik maak je kapot, kanker Hollander, we gaan je pakken" of woorden van gelijke strekking. Ik voelde mij bedreigd tijdens het uitvoeren van mijn politietaak. Ik zag een man richting mij lopen terwijl ik op mijn fiets zat en ik zag dat hij er als volgt uit zag:
Licht getint, vermoedelijk Marokkaans of Turks;
Geheel grijs trainingspak met capuchon over zijn hoofd, volgens mij van het merk
Nike;
Onder de capuchon had hij een pet op;
Geheel witte sneakers.
Ik hoorde dat deze man de volgende woorden richting mij riep: "Kankerflikker, opkankeren hier, we gaan je pakken". Om deze persoon op afstand te houden sloeg ik hem een aantal keer met mijn wapenstok. Ik zag dat dit weinig effect had en zag en voelde dat hij mijn wapenstok of mijn arm beetpakte en een korte ruk eraan
gaf. Door deze ruk kwam ik bijna ten val en was ik genoodzaakt van mijn fiets te
stappen. Mijn fiets viel vervolgens op de grond waardoor ik tussen de menigte stond. Ik wilde op mijn fiets stappen en wegfietsen. Tijdens de opstap voelde ik aan mijn linkerzijde een hand en ik keek naar links. Ik zag dezelfde persoon in het
grijze trainingspak naast mij lopen en hoorde dat hij wederom schreeuwde "kanker
Hollander, kankerflikker". Ik had mijn wapenstok nog in mijn rechterhand en wilde
deze wederom inzetten om hem van mij weg te krijgen. Echter voelde ik dat hij de
achterzijde, vermoedelijke aan mijn achterwiel, mijn fiets omhoogtilde. Ik voelde dat ik geen evenwicht meer had en voelde dat ik vooroverviel. Ik viel met mijn fiets
voorover en kwam ten val door deze actie. Ik voelde direct pijn in mijn linker pols.
Ik kwam terecht op deze pols. Ik voelde ook direct pijn in mijn linkerbeen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 448-452), inclusief bijlagen:
Op 11 maart 2024, was ik, verbalisant, in dienst als wijkagent en bezig om middels Instagram de verbinding te maken met volgers en bewoners. Op een zeker moment zag ik een Instagram account voorbijkomen die mij triggerde, omdat ik de persoon op de foto meende te herkennen van een eerdere foto van NN1 inzake de ongeregeldheden c.q. openlijk geweldpleging tegen collega's bij de Debussystraat in Delft tijdens de jaarwisseling.
De naam van het instagramaccount betrof: [accountnaam]
Identiteit: [naam 1] ( [voornaam 1] )
Ik heb hierop een bevraging gedaan en zag dat op dit adres vier personen stonden ingeschreven, te weten bovenstaande vrouw, twee kinderen en een volwassen man (tevens vader van de twee kinderen), te weten [de verdachte] ( [voornaam 2] ), geboren [geboortedatum] -1994 te [geboorteplaats] .
Hierop heb ik de politiefoto's van [de verdachte] vergeleken met de foto op Instagram en herkende de manspersoon op de instagramfoto als [de verdachte] . Hierop heb ik de instagramfoto en een politiefoto vergeleken met de beelden van de herkenning NN1 en zag dat de persoon op een achttal punten overeenkwam met [de verdachte] .
(1) Ik zag dat de haarlijn tussen de foto's overeenkomstig was.
(2) Ik zag dat de frons in het voorhoofd overeenkomstig was.
(3) In de linker wenkbrauw zit een hoek die overeenkomstig is.
(4) Het linkeroor is overeenkomstig (deze komt goed in beeld).
(5) De neus heeft een opvallende kromming naar rechts en is op beide foto's
overeenkomstig.
(7) Het putje in de kin en de kaaklijn zijn overeenkomstig.
(6) Bovenop bovenstaande punten is met name de mimiek/lach en de lijnen langs de mond duidelijk zichtbaar. De instagramfoto geeft een meer natuurlijke pose dan de politiefoto's.
(8) Het postuur is ook overeenkomstig, atletische bouw. Bovenarmen even dik,
toevalligerwijs ook dezelfde pose met handen in de zakken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 352-353), inclusief bijlagen (p. 359-437):
Bij dit proces-verbaal voeg ik, verbalisant, de rapportage die [is] aangedragen door de camerabeeldspecialist [naam 2] met betrekking tot de verdachte vooralsnog bekend als verdachte NN1. Door de camerabeelden te analyseren is de verdachte NN1 hieronder duidelijk in zijn gezicht te zien.
Afb. 04, 31-12-2023, 21:03 uur:
NN1 liep de lift in waar al zes personen in stonden te wachten (dezelfde personen met wie hij aankwam).
Afb. 06, 31-12-2023, 21:04 uur:
NN1 stapte met de groep uit op de 14e verdieping en keken over de reling. Om 21:05 kwamen er meer mensen bij en stapte in de rechter lift. Kort daarna vertrok de rest, inclusief NN1, de linker lift in.
Afb. 09, 31-12-2023, 21:06 uur:
NN1 in de lift onderweg naar beneden. Hij deed zijn hoodie en petje af.
Afb. 12, 31-12-2023, 21:48 uur:
NN1 voor het eerst weer zichtbaar, voorzijde flat.
Afb. 24.1, 31-12-2023, 22:08 uur:
NN12 en NN01 stonden naast elkaar. NN01 bukte zich kort. Enkele seconden hierna rende NN01 door de rook naar voren en maakte een gooiende beweging richting de Lidl waar agenten stonden.
Afb. 68, 31-12-2023, 22:50 uur:
NN1 stond op de stoep aan de zijkant terwijl de groep kinderen en een aantal volwassen personen naar voren liepen. Mogelijk is dit "oplopen groep 2e keer" van Villerius-beelden.
Afb. 75, 31-12-2023, 22:55 uur:
Aankomst politie te fiets. NN1 ging links van de ingang uit beeld. Een agent te fiets stond voor de ingang stil en NN1 liep achterwaarts de hal in. Agent te fiets kwam deels de hal in en maakte slaande bewegingen naar NN1.
Afb. 76, 31-12-2023, 22:55 uur:
NN1 liep mee met de agent en gaf hem een duw tegen de gele geparkeerde bus. NN1 liep rechts uit beeld achter de bus.
Afb. 78, 31-12-2023:
Na de eerste duw liep NN1 achter de agent aan en tilde de bagagedrager de lucht in en gaf de fiets een duw. De agent kwam ten val.
Afb. 79, 31-12-2023:
NN1 maakte zwaaiende bewegingen met zijn arm/hand in de richting van de agenten. Twee agenten kwamen terugrennen en één van de agenten sloeg NN1 één keer op zijn linkerbeen. Eén van de personen die eerder in het groepje van NN1 was gezien trok NN1 terug die de agent wilde bespringen. NN1 werd de hal ingetrokken. Kort hierna werden agenten bekogeld met vuurwerk en trokken zich terug.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de persoon die wordt aangeduid als NN1 de ambtenaar onder nummer [nummer] heeft mishandeld en zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de persoon die wordt aangeduid als NN1 de verdachte is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Het dossier bevat verschillende
stills,van buiten de flat aan de Debussystraat in Delft, op basis waarvan geen herkenning kan worden vastgesteld. Dit ligt anders voor de
stillswaarop NN1 te zien is in de lift van de flat. De rechtbank oordeelt dat op basis van deze
stillswel een herkenning kan worden opgemaakt, omdat NN1 daarop uit verschillende hoeken goed zichtbaar is. Op basis van deze
stillsheeft de herkenning van bewijsmiddel 2 plaatsgevonden. Deze verbalisant heeft op basis van een Instagramfoto, een SKDB-foto uit 2013 en de
stillsvan het incident op 31 december 2023 in Delft een vergelijking gemaakt. De verbalisant is tot herkenning van de verdachte gekomen op basis van acht verschillende kenmerken, namelijk de haarlijn, frons in het voorhoofd, linker wenkbrauw, linkeroor, neus met een opvallende kromming, het putje in de kin en de kaaklijn, de mimiek en de lijnen langs de mond en ook het postuur. De rechtbank acht die herkenning, anders dan de raadsvrouw, voldoende betrouwbaar en oordeelt dat de persoon, die wordt aangeduid als NN1, de verdachte is.
Vervolgens is in het strafdossier de looproute van de verdachte, zowel binnen als buiten de flat aan de Debussystraat, gevolgd. Om 21.03 uur (zonder rekening te houden met het tijdverschil) is te zien dat de verdachte de lift in stapt. Daarna wordt waargenomen dat de verdachte om 21.48 uur zich aan de voorzijde van de flat bevindt. Om 22.08 uur is zichtbaar dat de verdachte iets naar een agent gooit en om 22.55 uur is vervolgens te zien dat er een agent te fiets aankomt. Hierna is zichtbaar dat de verdachte de bagagedrager van de fiets van de agent optilt en de fiets een duw geeft, waardoor de agent ten val komt. Doordat de verdachte kan worden aangemerkt als NN1 en zijn gehele looproute is gevolgd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze handelingen heeft uitgevoerd.
Met betrekking tot het optillen van de fiets overweegt de rechtbank dat daaruit niet volgt dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van feit 1 primair. De rechtbank oordeelt dat op basis de bewijsmiddelen dat de verdachte bewust de agent ten val heeft gebracht. De rechtbank acht daarmee feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Openlijke geweldpleging
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging heeft geleverd. Hij heeft een agent geduwd, waardoor deze ten val kwam, vuurwerk gegooid naar agenten en hen uitgescholden. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de chaotische situatie. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en dat hij daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Conclusie
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 31 december 2023 te Delft een ambtenaar onder nummer [nummer] gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door genoemde verbalisant ten val te brengen door - terwijl deze verbalisant op zijn fiets zat en wilde wegfietsen - de achterzijde van deze fiets op te tillen (waardoor de verbalisant met zijn fiets voorover is gevallen).
2
hij op 31 december 2023 te Delft, op de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten verschillende politieambtenaren door:
- de confrontatie te zoeken met genoemde politieambtenaren en
- het gooien van zwaar vuurwerk en andere voorwerpen in de richting van de politieambtenaren en
- een politieambtenaar aan de arm te trekken en
- te schreeuwen en schelden naar de politieambtenaren.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 57 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft verzocht om bij een eventuele veroordeling voor één of meer feiten rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Op 31 december 2023 heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen politieagenten, waarbij hij agent die op zijn fiets zat en wilde wegfietsen ten val heeft gebracht. Openlijke geweldpleging draagt bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid in het algemeen, en in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Uit de verklaring van de agent die ten val is gebracht blijkt ook dat hij het geweld en de mishandeling als bedreigend en angstig heeft ervaren. Het betreft hier geweld richting politieagenten tijdens de jaarwisseling, hetgeen als strafverzwarende omstandigheid geldt.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 februari 2025, waarop enkel oude veroordelingen van meer dan tien jaar geleden staan vermeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 28 maart 2025, waaruit volgt dat geen sprake is van een delictpatroon. De reclassering noemt verder dat de preventieve hechtenis van de verdachte ruim een jaar geleden met een aantal voorwaarden is geschorst en dat hij zijn afspraken goed is nagekomen. Tijdens dit toezicht zijn er geen signalen naar voren gekomen dat er sprake is van problematisch middelengebruik. De reclassering heeft wel geconstateerd dat de verdachte soms moeite heeft met het reguleren van zijn emoties, waarbij hij een vermijdende coping stijl heeft. Verder ziet de reclassering dat de verdachte veel stabiele factoren in zijn leven heeft, zoals een eigen woning, een eigen bedrijf, een financieel inkomen en een positief netwerk. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, aangezien interventies of toezicht niet nodig zijn.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden die tijdens de terechtzitting door zowel de verdachte als door zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht, zoals de zorg voor zijn zoontje die ernstige hartproblemen heeft.
De straf
De rechtbank acht, alles afwegende een taakstraf van 200 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

Verbalisant [nummer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.032,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de naam van de benadeelde partij niet bekend is en dat ook bij een bewezenverklaring de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair heeft zij bij toewijzing van de vordering verzocht om het bedrag fors te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Het gegeven dat de naam van de benadeelde partij niet bekend is maakt dat niet anders, omdat vast staat dat de vordering is ingediend door het slachtoffer van de bewezen verklaarde mishandeling, terwijl uit het dossier kan worden afgeleid wat deze persoon is overkomen. Aldus is genoegzaam vast te stellen door wie de vordering is ingediend. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voor slachtoffers die hun anonimiteit wensen te bewaren sinds 1 oktober 2012 de mogelijkheid bestaat om aangifte onder nummer te doen. In de zaak tegen de verdachte heeft een collega van de benadeelde partij (de locatie commandant) aangifte namens hem gedaan. Gezien de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd en de functie van de benadeelde partij, te weten een op dat moment werkzame politieagent, is het voor de rechtbank begrijpelijk dat hij ervoor heeft gekozen anoniem te blijven. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom hij zijn anonimiteit niet zou mogen voortzetten wanneer hij de door hem geleden schade door de verdachte vergoed wenst te zien. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 december 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor feit 1 subsidiair worden veroordeeld en is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van verbalisant [nummer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (ZESTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
57 (ZEVENENVIJFTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (HONDERD) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan verbalisant [nummer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 december 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van verbalisant [nummer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. W.J. Nomen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Melieste, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2025.