Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Stichting Vrienden van XR te Rotterdam,
Stichting Vrienden van XR Eindhovente Eindhoven,
[gedaagde sub 3] (alias
[alias gedaagde sub 3] )te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
De ratten komen eraan!” waarin hij een demonstratie tegen “fast fashion” aankondigt in en rondom verschillende fast fashionzaken op zaterdag 12 april 2025. Deze e-mail is, behalve naar de gemeente Leidschendam-Voorburg, ook naar 28 andere gemeentes in Nederland verstuurd. In de e-mail is het volgende vermeld:
nietin en/of rondom de Mall gehouden zal worden.
- De demonstratie dient uitsluitend plaats te vinden op de Activatieplek van parkeerterrein P1 nabij The Mall of the Netherlands in Leidschendam (zie verbeelding, bijlage 1);
- Tijdens de demonstratie is hetniettoegestaan (hoeveelheden) boterzuur te verspreiden.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
in en rondom verschillende fastfashionzaken” zal worden gedemonstreerd. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de vrees van URW dat het gaat om een demonstratie in de Mall, waar een groot aantal fashionwinkels is gevestigd, gegrond. Dat het zou gaan om een 1 aprilgrap heeft URW niet begrepen en ook niet zo ervaren. In haar brief van 7 april 2025 die zij per e-mail naar [e-mail adres] heeft gestuurd heeft zij expliciet gevraagd om te bevestigen dat de aangekondigde demonstratie niet in de Mall zal plaatsvinden. In de reactie die zij hierop heeft ontvangen, is die bevestiging uitgebleven. Gelet hierop heeft URW ervan uit kunnen gaan dat de kans dat een demonstratie op 12 april 2025 in de Mall zou plaatsvinden, reëel was. De zorgen van URW hierover acht de voorzieningenrechter terecht. URW heeft met recht betoogd dat een demonstratie waarbij het zeer sterk stinkende boterzuur wordt gebruikt in een overdekt winkelcentrum met grote bezoekersstromen kan leiden tot paniek en ongeregeldheden en dat dit tot serieuze schade kan leiden. Daarbij speelt ook een rol dat, gelet op de manier waarop XR is georganiseerd, niet duidelijk was (en is) wie het aanspreekpunt is van de organisatie van de demonstratie en dat het niet mogelijk bleek om afspraken met de organisatie van de demonstratie te maken. Hoewel [gedaagde sub 3] ter zitting heeft bevestigd dat zijn actiegroep geen actie zal voeren op 12 april 2025 in de Mall, heeft hij desgevraagd niet kunnen garanderen dat andere personen of groepen die zijn aangesloten bij XR evenmin actie zullen voeren in de Mall. Evenmin kon hij toezeggen dat hij (grote groepen) andere aanhangers van XR via diverse communicatiekanalen zou (kunnen) oproepen om niet te demonstreren in de Mall op 12 april 2025. Hiermee blijft sprake van een voldoende concrete en reële dreiging van de aantasting van de rechten en de belangen van URW.