ECLI:NL:RBDHA:2025:6375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
NL25.5515 en NL25.5516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Azerbeidzjaanse eisers op basis van ongeloofwaardigheid van hun relaas en risico bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van asielaanvragen van twee Azerbeidzjaanse eisers, die claimden dat zij vanwege hun deelname aan demonstraties tegen de regering in gevaar zouden komen bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De eisers, een man en een vrouw, hebben samen met hun minderjarige kinderen asiel aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie de aanvragen terecht als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister de problemen die eiser had ondervonden als gevolg van zijn deelname aan de demonstraties niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank volgde de minister in zijn standpunt dat de getuigenverklaringen en video’s die door eiser zijn overgelegd, niet opwegen tegen de ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in zijn relaas. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Azerbeidzjan bestaat. De eisers hebben op 19 september 2022 hun aanvragen ingediend, maar deze zijn op 10 januari 2025 afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 1 april 2025 behandeld en heeft de aanvragen als ongegrond verklaard, wat betekent dat de eisers Nederland binnen vier weken moeten verlaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.5515 (beroep eiser) en NL25.5516 (beroep eiseres en kinderen)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer 1] , eiser,

[naam 2], V-nummer: [nummer 2] , eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 3], V-nummer: [nummer 3] ,
en
[naam 4], V-nummer: [naam 5] ,
samen te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] . Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij vinden dat de minister de problemen die eiser in Azerbeidzjan heeft ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, dat eiser door zijn huidige activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Azerbeidzjaanse autoriteiten is komen te staan en dat hij bij terugkeer direct gevaar loopt. De rechtbank volgt deze standpunten van eisers niet en komt tot het oordeel dat de minister de aanvragen terecht heeft afgewezen als ongegrond.

Procesverloop

1. Eisers hebben op 19 september 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser is geboren [geboortedatum 1] en eiseres op [geboortedatum 2] . De kinderen zijn geboren op [geboortedata kinderen]
. Eisers hebben allen de Azerbeidzjaanse nationaliteit. De minister heeft met de bestreden besluiten van 10 januari 2025 de aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [2] Eisers dienen Nederland binnen vier weken te verlaten.
1.1.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Zij hebben op
18 februari 2025 de gronden van beroep ingediend. De minister heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben op 20 maart 2025 aanvullende gronden van beroep, voorzien van een bijlage, ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek ter zitting is gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser heeft deelgenomen aan vier demonstraties tegen het beleid van de regering. Hierna is hij van de universiteit geschorst en ontslagen van zijn werk. De politieagenten hebben eiser een keer gewaarschuwd en later moest hij naar het politiebureau komen. Eiser is daar mishandeld en gemarteld door de politie. Hij is door een kapitein gechanteerd door te zeggen hem op te pakken voor drugsbezit als hij nog één keer zou deelnemen aan een protestactie. Eiser heeft hierna nog een keer deelgenomen aan een demonstratie in een ander district op 20 juli 2022. Hij heeft vanaf 20 juli 2022 tot 1 september 2022 in zijn eigen huis verbleven om voorbereidingen te treffen om Azerbeidzjan te verlaten. Eiser heeft vervolgens samen met zijn gezin op 1 september 2022 Azerbeidzjan verlaten. Bij terugkeer naar Azerbeidzjan vreest eiser te worden aangehouden en een gevangenisstraf te krijgen. Eiseres heeft geen persoonlijke problemen gehad in Azerbeidzjan. Zij heeft Azerbeidzjan verlaten vanwege de problemen van haar echtgenoot, eiser.
De bestreden besluiten
3. De minister heeft in de bestreden besluiten (en de daarin ingelaste voornemens van
6 augustus 2024) de aanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. Bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser heeft de minister de volgende asielmotieven vastgesteld:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers;
2. Deelname aan de demonstraties en de daaruit voortvloeiende problemen van eiser.
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn. De verklaringen van eiser over zijn deelname aan de demonstraties en dat hij een politieke overtuiging heeft, vindt de minister geloofwaardig. Dit leidt alleen niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De minister vindt de verklaringen van eiser dat hij als gevolg van zijn deelname aan de demonstaties problemen heeft ondervonden, niet geloofwaardig. Eiseres heeft geen zelfstandige asielmotieven aangedragen. De minister concludeert daarom dat haar asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond, onder verwijzing naar de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser.
Het standpunt van eisers
5. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Wat zij daartegen in de (aanvullende) gronden van beroep aanvoeren, zal de rechtbank hierna beoordelen.
6. De rechtbank merkt allereerst op dat de aanvraag van eiseres grotendeels afhankelijk is van de aanvraag van eiser, omdat eiseres zich baseert op problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten wegens eisers deelname aan de demonstraties. De rechtbank zal hierna dan ook met name ingaan op de situatie van eiser. De overwegingen ten aanzien van eiser gelden ook voor eiseres.
Ongeloofwaardigheid problemen als gevolg deelname eiser aan de demonstraties
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de gestelde problemen als gevolg van zijn deelname aan de demonstraties tegen de regering ongeloofwaardig zijn. In het bestreden besluit, en in het voornemen van 6 augustus 2024, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. De minister heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat de verklaringen van eiser en de overgelegde stukken over de schorsing van de universiteit en het ontslag van het werk tegenstrijdig zijn. De minister heeft daarbij van belang mogen vinden dat eiser heeft verklaard dat hij als gevolg van de deelname aan de demonstraties op 20 december 2021 is geschorst, maar dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de schorsing op verzoek van eiser heeft plaatsgevonden en dat hij pas op 16 februari 2022 geschorst is. Dat eiser stelt dat de in de brief van de universiteit vermelde datum en de reden van de schorsing vals zijn, heeft de minister niet hoeven volgen. Eiser heeft zijn stelling niet met aanvullende verklaringen en verifieerbare bewijzen onderbouwd. Verder heeft de minister mogen stellen dat eisers verklaringen over het verkrijgen van het bewijs van schorsing van de universiteit onlogisch zijn. Zij heeft daarbij mee kunnen wegen dat niet duidelijk is waarom het eiser niet zou zijn gelukt om een bewijs van schorsing te krijgen, terwijl het om hemzelf gaat, maar dat zijn moeder enige tijd later wel een bewijs van schorsing kon opvragen. Op de zitting heeft de minister erop gewezen dat nu een verklaring van de universiteit over de schorsing van eiser is overgelegd met daarop een valse datum en aanleiding. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt waarom op de ontslagbrief een andere datum en aanleiding zijn vermeld.
7.1.
Verder heeft de minister aan eiser kunnen tegenwerpen dat zijn verklaring dat hij op 18 juli 2022 van zijn werk is ontslagen niet overeenkomt met de ontslagbrief, waarin staat dat hij op 11 september 2022 is ontslagen. Daarbij heeft de minister van belang mogen vinden dat in de ontslagbrief staat dat het ontslag ‶op eigen verzoek″ is ingediend. De enkele stelling van eiser dat hij niet op eigen verzoek ontslag heeft genomen, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen over eisers verklaring dat hij op 18 juli 2022 van zijn werk is ontslagen.
7.2.
Daarnaast heeft de minister voldoende deugdelijk gemotiveerd dat het feit dat eiser nog anderhalve maand thuis heeft gewoond na zijn deelname aan de protestactie op 20 juli 2022 en dat hij legaal Azerbeidzjan is uitgereisd, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over de gestelde problemen als gevolg van zijn deelname aan de demonstraties. Dat eiser stelt dat hij voor zijn vertrek uit Azerbeidzjan nauwelijks buiten kwam en slechts de tandarts heeft bezocht, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De minister heeft in het verweerschrift daarover gesteld dat het feit dat eiser thuis is blijven wonen zonder daar problemen te hebben ondervonden afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen. De rechtbank volgt de minister hierin. Verder heeft de minister in het verweerschrift gesteld dat volgens de verklaringen van eiser de politie hem eerder thuis heeft bezocht, en hem wisten te vinden. Zij heeft daarbij kunnen stellen dat niet valt in te zien dat eiser nog anderhalf maand op hetzelfde adres blijft wonen, terwijl hij stelt te vrezen voor de politie. Dat eiser op de zitting stelt dat de politie vanwege drukte niet direct langskomt, heeft de minister niet hoeven volgen. Dat eiser stelt dat hij door omkoping Azerbeidzjan is uitgereisd, maakt het niet anders. Eiser heeft namelijk meerdere keren verklaard dat hij legaal Azerbeidzjan is uitgereisd. [3]
7.3.
De minister heeft zich tevens niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de mishandeling door de politieagenten en de gang van zaken daarna ongerijmd zijn. Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat het ongerijmd is dat eiser na de gestelde mishandeling door de politieagenten naar een medisch centrum is gebracht om daar vervolgens door dezelfde agenten te worden gemarteld. Daarnaast heeft de minister het ongerijmd mogen vinden dat eiser na de gestelde mishandeling/marteling door de agenten is teruggegaan naar het politiebureau, terwijl hij stelt te vrezen voor de politie. Dat eiser op de zitting heeft gesteld dat hij naar het politiebureau is teruggegaan om een klacht in te dienen over de mishandeling door de politieagenten en zijn recht wilde halen, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De minister heeft niet geloofwaardig hoeven vinden dat eiser heeft geklaagd bij de politie over zijn gestelde mishandeling, terwijl hij zelf heeft verklaard dat klagen geen zin heeft. [4]
7.4.
Verder heeft de minister kunnen stellen dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij naar aanleiding van de deelname aan de demonstraties is opgespoord door de autoriteiten. Ook heeft de minister mogen stellen dat aan de overgelegde getuigenverklaringen niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan gehecht wenst te zien, omdat die getuigenverklaringen niet afkomstig zijn uit een objectief betrouwbare bron. De minister heeft daarbij mee mogen wegen dat het erop lijkt dat de getuigenverklaringen [5] van de twee studenten en de engineer op verzoek van eiser zijn opgesteld. Verder heeft de minister kunnen stellen dat in de getuigenverklaringen van de twee studenten slechts verwezen wordt naar ‶de acties″, en dat de getuigenverklaring van de engineer een door een individu opgestelde verklaring is die niet kan leiden tot het oordeel dat hiermee onderbouwd is dat de gestelde gebeurtenissen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. In het verweerschrift heeft de minister gesteld dat de getuigenverklaringen eisers relaas niet aannemelijk kunnen maken zonder dat zijn verklaringen zelf aannemelijk zijn. Daarbij heeft de minister terecht gesteld dat de overgelegde documenten als steunbewijs niet opwegen tegen de ongerijmdheden en tegenstrijdigheden in het relaas van eiser. Dat geldt volgens de minister ook voor de overgelegde video. De rechtbank onderschrijft dat standpunt en de beroepsgrond slaagt daarom niet.
Toetsing van de geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst, de deelname van eiser aan de demonstraties en zijn politieke overtuiging
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte en afdoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Daarbij heeft de minister kunnen stellen dat de omstandigheid dat eiser uit Azerbeidzjan komt, op zichzelf niet genoeg is om als vluchteling te kunnen worden aangemerkt. Verder heeft de minister mogen stellen dat eiser zijn vrees om bij terugkeer te worden gearresteerd door de Azerbeidzjaanse autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. Zij heeft daarbij in het bestreden besluit, en in het voornemen van 6 augustus 2024, voldoende gemotiveerd dat eiser niet onder een risicoprofiel valt als bedoeld in paragraaf C7/5.3.2 van de Vc. [6] De minister heeft in het verweerschrift gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft weten te maken dat hij vanwege zijn politieke overtuiging (los van zijn deelname aan de demonstraties) in de negatieve belangstelling staat van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De rechtbank volgt de minister hierin, zodat ook deze beroepsgrond niet slaagt.
8.1.
De door eiser in beroep overgelegde posts op [sociale media] en video’s, waarin hij zich kritisch uitlaat over de Azerbeidzjaanse regering en politie, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Met die posts op [sociale media] en video’s heeft eiser niet (alsnog) aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in de negatieve belangstelling staat van de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De verwijzing van eiser naar het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan van juni 2024, waarin staat dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten zich in toenemende mate intolerant opstellen tegen de politieke oppositie en dat zij te maken krijgt met bedreiging, arrestatie, mishandeling en detentie [7] , maakt het niet anders. Zoals de minister op de zitting heeft gesteld, is niet gebleken of aannemelijk geworden dat de posts op [sociale media] bekend zijn bij de Azerbeidzjaanse autoriteiten en dat eiser daardoor in hun bijzondere negatieve belangstelling staat. Dat eiser veel volgers heeft op [sociale media] , leidt niet tot een ander oordeel. De overgelegde video van eisers moeder waarop te zien is dat de politie bij haar langs is geweest en dat zij naar eiser hebben gevraagd, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De minister heeft op de zitting terecht gesteld dat de echtheid van de video niet te controleren is en dat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met de video. Verder heeft de minister deugdelijk gemotiveerd, en op zitting toegelicht, dat eiser bij terugkeer naar Azerbeidzjan geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Ten aanzien van eiseres
9. Zoals hiervoor onder 6 al is overwogen, gelden de overwegingen ten aanzien van eiser ook voor eiseres, omdat haar aanvraag grotendeels afhankelijk is van de aanvraag van eiser. Dat eiseres op de zitting heeft verzocht om het gezin niet uit elkaar te halen, nu de kinderen zeer gehecht zijn aan hun vader, eiser, en niet zonder hem kunnen worden opgevoed, maakt het oordeel niet anders. Eiseres en haar kinderen dienen samen met eiser terug te keren naar Azerbeidzjan.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvragen van eisers terecht afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit opgelegd. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en met hun kinderen moeten terugkeren naar Azerbeidzjan. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Rapport Aanmeldgehoor, p. 13.
4.Rapport Aanvullend gehoor, p. 5.
5.De getuigenverklaringen van de twee medestudenten dateren van 24 en 25 maart 2024 en de getuigenverklaring van de engineer dateert van 27 maart 2024.
6.Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan van juni 2024, p. 33.