ECLI:NL:RBDHA:2025:6355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
NL24.52115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming beoordeeld. Eiseres, een Oekraïense vrouw geboren in 1965, had haar aanvraag voor tijdelijke bescherming ingediend na haar vertrek uit Oekraïne op 27 augustus 2021. De minister van Asiel en Migratie had haar aanvraag afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming, aangezien zij voor 27 november 2021 uit Oekraïne was vertrokken en sindsdien niet meer was teruggekeerd. Eiseres had beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar was niet aanwezig op de zitting op 10 april 2025, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 3.9a van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank concludeert dat eiseres niet onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, omdat zij voor de relevante datum uit Oekraïne is vertrokken en sindsdien in andere Europese landen heeft verbleven. De rechtbank wijst ook op het feit dat eiseres geen bewijs heeft geleverd van een relatie in Nederland en dat haar persoonlijke omstandigheden geen aanleiding geven voor het verlenen van een verblijfsvergunning. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst zij de verzoeken van eiseres af, inclusief de vrijstelling van griffierecht, omdat zij betalingsonmacht heeft aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52115

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verblijf onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [1]
Verweerder heeft deze aanvraag met het (primaire) besluit van 16 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 december 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres heeft om vrijstelling verzocht van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen. Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiseres wordt in deze procedure daarom vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres is geboren op [datum] 1965 en heeft de Oekraïne nationaliteit. Op 2 augustus 2024 heeft eiseres laten weten dat zij in Nederland wenst te verblijven onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming.
5. Verweerder heeft bij het bestreden besluit bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming omdat zij voor 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken en sindsdien niet meer is teruggekeerd. Eiseres voldoet daarom niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming als bedoeld in artikel 3.9a. eerste lid onder a tot en met c, en tweede lid van het VV 2000. [2] Eiseres kan geen beroep doen op het gezinsleven dat zij heeft met haar dochter en kleindochter in België, omdat zij geen tijdelijke bescherming hebben in Nederland. Eiseres heeft verder niet aangetoond dat zij een relatie heeft in Nederland. Ook de persoonlijke omstandigheden van eiseres geven geen aanleiding om aan eiseres een verblijfsvergunning te verlenen. Eiseres is tot slot niet gehoord omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
6. Eiseres voert daartegen aan dat het bezwaar ten onrechte ongegrond is verklaard. Eiseres valt wel onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Eiseres is voor 27 november 2021 uit Oekraïne vertrokken om de militaire dienstplicht te ontlopen. Zij is hierdoor ontheemd geraakt als gevolg van het gewapend conflict in Oekraïne. Er doen zich geen weigeringsgronden voor als bedoeld in artikel 28 van de richtlijn. Daarnaast is sprake van persoonlijke omstandigheden. Eiseres doet geen beroep op de publieke middelen. Zij kan werken en daarom nuttig zijn voor het economisch belang van Nederland.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. De Raad van de Europese Unie heeft op 4 maart 2022 besloten om de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van toepassing te verklaren op de toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de Europese Unie. Daarvoor is een Uitvoeringsbesluit vastgesteld. [3] Daarin is vastgelegd welke ontheemden in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming. Dat zijn onder andere Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven. [4] De lidstaten kunnen het Uitvoeringsbesluit ook toepassen op andere categorieën ontheemden. [5] Deze keuzemogelijkheid wordt de facultatieve bepaling genoemd.
8. Verweerder heeft het Uitvoeringsbesluit verwerkt in artikel 3.9a van het VV 2000. Uit die bepaling volgt dat ten eerste tijdelijke bescherming wordt toegekend aan vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd (eerste lid, onder a). Daarbij is gebruik gemaakt van de facultatieve bepaling. Verder wordt op grond van artikel 3.9a van het VV 2000 tijdelijke bescherming verleend aan vreemdelingen die de Oekraïense nationaliteit hebben en die kunnen aantonen dat zij in de periode vóór 27 november 2021 feitelijk al in Nederland verbleven. [6] Oekraïners die vóór 27 november 2021 elders in Europa verbleven vallen niet onder de Richtlijn Tijdelijke bescherming.
9. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat de Richtlijn Tijdelijke Bescherming niet van toepassing is op eiseres. Uit artikel 3.9a van het VV volgt dat de Richtlijn Tijdelijke Bescherming niet ziet op Oekraïense onderdanen die al vóór 26 november 2021 uit Oekraïne zijn vertrokken en niet in Nederland hebben verbleven. Zij kunnen worden geacht hun hoofdverblijf elders te hebben, zodat zij ook niet ‘ontheemd’ zijn. Dit geldt zeker voor eiseres die op 27 augustus 2021 Oekraïne heeft verlaten, sinds die tijd elders in Europa heeft gewoond en daarna ook niet meer naar Oekraïne is teruggekeerd. Eiseres valt derhalve niet onder het bereik van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Over de stelling van eiseres dat zij een risico liep om te worden opgeroepen voor de dienstplicht en zij daarom al in augustus 2021 is vertrokken heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat uit openbare bronnen volgt [7] dat ten tijde van het vertrek van eiseres geen dienstplicht voor vrouwen gold. Eiseres heeft deze informatie niet weerlegd. Voor zover eiseres heeft betoogd dat zich geen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 28 van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voordoet, is de rechtbank van oordeel dat zij niet valt onder het bereik van de Richtlijn en artikel 28 van de Richtlijn derhalve niet van toepassing is op eiseres.
10.
De door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken het vorenstaande niet anders. De stelling van eiseres dat zij kan werken en zich daarmee nuttig kan maken voor het economisch belang in Nederland vormt geen onderdeel van de beoordeling van de vraag of zij onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.2001/55/EG.
2.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
3.Van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan
4.Artikel 2, eerste lid en onder a, van het Uitvoeringsbesluit.
5.Artikel 7, eerste lid, van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit.
6.Artikel 3.9a, eerste lid, onder b van het VV.
7.De bron waarnaar verweerder heeft verwezen: https://nos.nl/artikel/2442260-oekraine-heeft-vrouwelijke-soldaten-hard-nodig-we-kunnen-niet-anders.