ECLI:NL:RBDHA:2025:6329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/09/673162 / FA RK 24-6950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling ouderschap met betrekking tot een minderjarige

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een minderjarige. De moeder had op 17 september 2024 een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap van de juridische vader, die geen bekende woon- of verblijfplaats had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarige de Oekraïense nationaliteit hebben en in Nederland wonen. De juridische vader was gehuwd met de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarige, maar uit DNA-onderzoek bleek dat de vermeende vader de biologische vader is. De rechtbank heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot ontkenning van het vaderschap, omdat dit verzoek niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De bijzondere curator heeft echter een zelfstandig verzoek ingediend, dat tijdig was en werd toegewezen. De rechtbank heeft de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader gegrond verklaard en het ouderschap van de vermeende vader vastgesteld, onder de voorwaarde dat de beschikking onherroepelijk is geworden. Tevens is bepaald dat de minderjarige de geslachtsnaam van de vermeende vader zal dragen. De werkzaamheden van de bijzondere curator zijn beëindigd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6950
Zaaknummer: C/09/673162
Datum beschikking: 25 maart 2025

Ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling ouderschap

Beschikking op het op 17 september 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.A.G. Balkenende in Katwijk.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap:

[de juridische vader] ,

in de akte van echtscheiding geheten:
[de juridische vader]
de juridische vader (hierna: [de juridische vader] ),
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
ten aanzien van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap:

[de vermeende vader] ,

de vermeende vader (hierna: [de vermeende vader] ),
verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
ten aanzien van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,

de minderjarige (hierna: [de minderjarige] ),
in rechte vertegenwoordigd door mr. W.J. Vroegindeweij, advocaat in Katwijk,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 1 oktober 2024 namens de moeder;
  • de brief van 16 oktober 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • de brief van 31 oktober 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • de instemmingsverklaring van [de vermeende vader] , ingekomen op 4 november 2024;
  • het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 5 november 2024;
  • het bericht van 6 november 2024 namens de moeder;
  • de e-mail van 11 november 2024 van [de vermeende vader] ;
  • het bericht van 13 november 2024 namens de moeder;
  • de brief van 15 november 2024 namens de moeder;
  • de e-mail van 18 november 2024 van [de vermeende vader] .
[de juridische vader] heeft geen bekende woon- en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland. Gelet hierop is hij (openbaar) opgeroepen voor een zogenaamde oproepzitting op
24 februari 2025 door middel van een advertentie in de op 23 december 2024 (op naam [de juridische vader] ) en op 18 februari 2025 (op naam [de juridische vader] ) verschenen editie van de Staatscourant. [de juridische vader] is niet op de zitting verschenen. De zaak is vervolgens op de stukken afgedaan.

Feiten

  • De moeder en [de juridische vader] zijn gehuwd op [datum] 2018 in [plaats] , Oekraïne, welk huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 20 oktober 2023.
  • Tijdens het huwelijk van de moeder en [de juridische vader] is [de minderjarige] geboren.
  • Volgens de uittreksels uit het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen (hierna: de BRP) hebben de moeder en [de minderjarige] de Oekraïense nationaliteit.
  • [de juridische vader] en [de vermeende vader] zijn niet geregistreerd in de BRP.
  • Volgens de overgelegde kopie paspoort heeft [de vermeende vader] de Oezbeekse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2024 is mr. W.J. Vroegindeweij voornoemd benoemd tot bijzondere curator om de minderjarige op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt tot:
  • benoeming van een bijzondere curator voor [de minderjarige] ;
  • gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [de juridische vader] over [de minderjarige] ;
  • gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [de vermeende vader] over [de minderjarige] , onder de voorwaarde dat de beschikking met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De bijzondere curator verzoekt zelfstandig:
  • gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [de juridische vader] over [de minderjarige] ;
  • gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [de vermeende vader] over [de minderjarige] , onder de voorwaarde dat de beschikking met betrekking tot de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
[de vermeende vader] heeft met het verzochte ingestemd.
[de juridische vader] heeft niet op het verzochte gereageerd.

Beoordeling

Ontkenning vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de moeder en [de minderjarige] hun woonplaats in Nederland hebben.
Op grond van artikel 10:93 lid 1 BW in samenhang met artikel 10:92 lid 1 BW wordt – voor zover hier van belang – de vraag of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het kind is geboren en de met haar gehuwde persoon bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon, of indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Op grond van het derde lid van dit artikel is het tijdstip van de geboorte van het kind bepalend.
Ten tijde van de geboorte van het kind had de moeder de Oekraïense nationaliteit en haar gewone verblijfplaats in Nederland. De nationaliteit en de gewone verblijfplaats van [de juridische vader] kunnen niet door de rechtbank worden vastgesteld. [de minderjarige] is geboren in Nederland en heeft heel zijn leven hier gewoond, zodat zijn gewone verblijfplaats in Nederland is. Gelet hierop wordt de vraag of het kind door geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan tot de man, bepaald door Nederlands recht.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:200 lid 5 BW moet het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder bij de rechtbank zijn ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind.
De moeder heeft haar verzoek niet binnen een jaar na de geboorte van [de minderjarige] ingediend, nu [de minderjarige] is geboren op [geboortedatum 1] 2023 en het verzoek is ingediend op 17 september 2024. De moeder moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
In zijn verzoekschrift heeft de bijzondere curator aangegeven dat hij van mening is dat ontkenning van het vaderschap in het belang van [de minderjarige] is en heeft daarom een zelfstandig verzoek hiertoe gedaan. De bijzondere curator heeft het verzoek, gezien het bepaalde in artikel 1:200 lid 6 BW, tijdig ingediend, zodat hij daarin kan worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
Aangezien de juridische vader ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] met de moeder was gehuwd, is hij op grond van artikel 1:199 onder a BW de juridische vader van [de minderjarige] .
Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW kan het vaderschap worden ontkend op de grond dat de juridische vader niet de biologische vader van het kind is.
De bijzondere curator voert ter onderbouwing van het verzoek aan dat [de juridische vader] niet de biologische vader van [de minderjarige] kan zijn, omdat uit het DNA-onderzoek blijkt dat [de vermeende vader] de biologische vader is. Uit het ingediende DNA-rapport blijkt dat praktisch bewezen is (afgerond 99,9%) dat [de vermeende vader] de biologische vader is van [de minderjarige] . De rechtbank is niet gebleken van feiten die het mogelijk maken dat [de juridische vader] toch de biologische vader is van [de minderjarige] . Zo heeft de moeder verklaard dat zij al sinds minimaal een jaar voor de geboorte van [de minderjarige] geen contact meer heeft gehad met [de juridische vader] . Onder deze omstandigheden zal de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator tot gegrondverklaring van de ontkenning van het ouderschap van [de juridische vader] over [de minderjarige] toewijzen.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 sub a Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu de moeder en [de minderjarige] hun woonplaats in Nederland hebben.
Op grond van artikel 10:97 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden ouderschap van de biologische vader gerechtelijk kan worden vastgesteld bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de biologische vader en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de biologische vader en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Bezitten de biologische vader en de moeder meer dan een gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te bezitten. Bepalend is het tijdstip van de indiening van het verzoek.
Ten tijde van de indiening van het verzoek had de moeder de Oekraïense nationaliteit en haar gewone verblijfplaats in Nederland. Volgens zijn paspoort heeft [de vermeende vader] de Oezbeekse nationaliteit. De gewone verblijfplaats van [de vermeende vader] kan niet door de rechtbank worden vastgesteld. [de minderjarige] is geboren in Nederland en heeft heel zijn leven hier gewoond, zodat zijn gewone verblijfplaats in Nederland is. Daarom is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:207 lid 1 BW kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van:
de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
het kind.
Op grond van lid 3 van voormeld artikel wordt een verzoek door de moeder bij de rechtbank ingediend binnen vijf jaren na de geboorte van het kind, of ingeval van onbekendheid met de identiteit van de vermoedelijke verwekker dan wel onbekendheid van zijn verblijfplaats, binnen vijf jaren na de dag waarop de identiteit en de verblijfplaats aan de moeder bekend zijn geworden. Voor het kind geldt geen termijn waarbinnen een verzoek moet worden ingediend. Gelet op het voorgaande is de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
Nu het verzoek van de moeder in behandeling wordt genomen zal het verzoek van de bijzondere curator bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Inhoudelijke beoordeling
Door de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in deze beschikking is hierna in principe de weg vrijgemaakt voor [de vermeende vader] om tot erkenning over te gaan. De rechtbank acht gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, dat terugwerkt tot de geboorte
van de minderjarige, zoals ook door de moeder en de bijzondere curator is verzocht, echter het meest aangewezen. In dit kader is van belang dat [de minderjarige] al een juridische vader had ten tijde van zijn geboorte, waardoor hij op dat moment niet door [de vermeende vader] erkend kon worden.
Uit het door de moeder overgelegde rapport van DNA-onderzoek blijkt dat met (afgerond) 99,9% zekerheid is aangetoond dat [de vermeende vader] de verwekker is van [de minderjarige] .
Nu van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken, ligt het verzoek – onder de voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – voor toewijzing gereed.
Geslachtsnaam minderjarige
Op grond van artikel 1:5 lid 2 BW houdt een kind dat door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de man wiens vaderschap is vastgesteld, ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. De moeder en [de vermeende vader] hebben schriftelijk verklaard dat zij willen dat [de minderjarige] de geslachtsnaam van [de vermeende vader] zal dragen na de vaststelling van het vaderschap. De rechtbank zal hiervan melding maken in het dictum van deze beschikking.
Bijzondere curator
Uit de te nemen beslissingen volgt dat vertegenwoordiging van [de minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap;
*
verklaart gegrond het verzoek van de bijzondere curator tot ontkenning van het vaderschap van:
[de juridische vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1992 in [geboorteplaats 2] , Oekraïne,
over de minderjarige:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,
uit:
[de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 2000 in [geboorteplaats 3] , Oekraïne;
*
stelt – onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden – vast het ouderschap van:
[de vermeende vader] , geboren op [geboortedatum 4] 1988 in [geboorteplaats 4] , Oezbekistan,
over:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,
uit:
[de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 2000 in [geboorteplaats 3] , Oekraïne,
waarbij de moeder en de biologische vader hebben verklaard dat [de minderjarige] de geslachtsnaam
“ [de vermeende vader] ” zal dragen;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
25 maart 2025.