ECLI:NL:RBDHA:2025:6328

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL24.48315, NL24.48316, NL24.48317 en NL24.48318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Servische eisers wegens kennelijk ongegrond verklaarde verklaringen en onvoldoende onderbouwing van medische problematiek

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van meerdere Servische eisers die asielaanvragen hadden ingediend. De aanvragen werden door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 6 maart 2025, maar eisers en hun gemachtigde verschenen niet. De minister werd vertegenwoordigd door gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de minister de afwijzing voldoende had gemotiveerd, onder andere door te stellen dat de problemen die eisers met een bepaalde persoon in Servië hadden, niet geloofwaardig waren. De rechtbank merkte op dat eisers afkomstig waren uit een veilig land van herkomst en dat er geen aanwijzingen waren dat er aanvullende procedurele waarborgen, zoals een medisch onderzoek, nodig waren. Eisers hadden geen bewijs overgelegd ter onderbouwing van hun medische toestand en de rechtbank vond dat de verklaringen van eisers over hun asielmotieven niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.48315, NL24.48316, NL24.48317 en NL24.48318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , Eiser 1V-nummer: [V-nummer 1] ,[eiseres] , EiseresV-nummer: [V-nummer 2]mede namens haar minderjarige kinderen [minderjarige 1] , en [minderjarige 2] .[eiser 2] , Eiser 2V-nummer: [V-nummer 3][eiser 3] , Eiser 3

V-nummer: 287.604.6895
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding

Bij besluiten van 27 september 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen voor bepaalde tijd van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Eisers stellen de Servische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 1980 (eiser 1), [datum 2] 1987 (eiseres), [datum 3] 2006 (eiser 2) en [datum 4] 2008 (eiser 3).
Eisers hebben op 12 juli 2019 in Nederland asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen zijn door verweerder afgewezen als kennelijk ongegrond op 29 maart 2022. Het daartegen ingestelde beroep is door de deze rechtbank en zittingsplaats op mei 2022 ongegrond. [2] Deze uitspraak is in rechte komen vast te staan. [3] Op 2 augustus 2022 zijn eisers met IOM teruggekeerd naar Servië. Eisers hebben op 25 oktober 2024 opnieuw asielaanvragen ingediend. Aan die aanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat zij in Servië vrezen voor mishandeling en misbruik door een man genaamd [naam].
3. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat.verweerder de problemen met [naam] niet geloofwaardig vindt en eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst. Verweerder heeft aan eisers tot 28 mei 2025 uitstel van vertrek om medische redenen verleend op grond van artikel 64 van de Vw [4] .
4. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Het besluit is volgens hen onzorgvuldig tot stand gekomen omdat verweerder voor het horen geen medisch onderzoek heeft laten uitvoeren. Verweerder heeft ook onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader van eisers. Verweerder heeft daarom niet kunnen tegenwerpen dat de verklaringen van eisers ontoereikend zijn. Verweerder werpt volgen eisers ook ten onrechte tegen dat zij pas in Nederland en niet al eerder in een andere lidstaat asiel hebben gevraagd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Medisch onderzoek en referentiekader
5. Uit de Werkinstructie 2021/12 ‘Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure’ volgt dat aan vreemdelingen die afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst niet standaard een medisch advies horen en beslissen wordt aangeboden, zoals bedoeld in artikel 3.109 vijfde lid van de Vb [5] . Wanneer daartoe naar het oordeel van verweerder aanleiding bestaat, kan verweerder ook een medisch advies aanbieden in die gevallen waarin de rust- en voorbereidingstermijn wordt onthouden op grond van artikel 3.109, zesde lid van de Vb. Dit kan bijvoorbeeld wanneer uit het aanmeldgehoor of uit andere relevante informatie blijkt dat sprake is van dusdanige (medische) problematiek dat een medisch advies noodzakelijk wordt geacht voordat het nader gehoor wordt afgenomen.
6. Over de gestelde medische omstandigheden zijn vragen gesteld aan het begin van het gehoor en eisers hebben toen geantwoord dat zij in staat waren om het gehoor te doen. Ook is tegen eisers gezegd dat zij het aan konden geven als er problemen waren tijdens het gehoor of als zij behoefte hadden aan een pauze. Tijdens het gehoor zijn pauzes ingelast. Op momenten dat eisers tijdens het gehoor emotioneel werden, heeft de gehoormedewerker tijd gegeven om bij te komen. [6] Eisers hebben steeds positief geantwoord op vragen over het kunnen voortzetten van het gehoor. Ook heeft de hoormedewerker doorgevraagd wanneer een antwoord niet meteen duidelijk werd. Uit het verslag van het gehoor blijkt niet dat eisers niet in staat waren om de gestelde vragen te begrijpen of te beantwoorden. Eisers hebben geen stukken overgelegd ter onderbouwing van hun medische toestand. Gelet hierop heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen waren dat (aanvullende) procedurele waarborgen, bijvoorbeeld een medisch onderzoek, in het geval van eisers nodig waren. Verweerder heeft in zijn besluitvorming de verklaringen zoals die zijn afgelegd in het gehoor mogen gebruiken.
Geloofwaardigheid van de problemen met [naam]
7. Eisers hebben in beroep niet concreet gemaakt in hoeverre hun referentiekaders van invloed zijn geweest op het afleggen van verklaringen of in hoeverre verweerder nog meer rekening met dat referentiekader had moeten houden. De rechtbank volgt eisers niet in hun stelling dat verweerder onvoldoende rekening zou hebben gehouden met hun beperkte opleiding en/of traumatische ervaringen. Van eisers mag redelijkerwijs verwacht worden dat zij concreet kunnen verklaren over de gestelde ingrijpende gebeurtenissen die voor hen aanleiding zijn geweest om hun land te ontvluchten. De gestelde traumatisering en de impact hiervan op het verklaren is verder niet onderbouwd. Met de niet nader onderbouwde verwijzing naar hun beperkte opleiding hebben eisers ook geen goede reden gegeven waarom zij niet of minder in staat zouden zijn om naar behoren te verklaren. Uit de verslagen van de gehoren valt niet af te leiden dat eisers niet naar behoren konden verklaren.
8. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd toegelicht waarom de verklaringen van eisers over hun gestelde problemen in Servië niet worden gevolgd. Verweerder heeft daarbij kunnen tegenwerpen dat van eisers verwacht mag worden dat zij kunnen vertellen wanneer de gestelde problemen zijn begonnen. Dit te meer omdat eisers hebben verklaard dat deze problemen al waren ontstaan voordat zij voor de eerste keer in Nederland asiel hebben aangevraagd. In dat kader heeft verweerder ook aan eisers tegen kunnen werpen dat eiser 1, anders dan hij in het onderhavige beroep stelt, tijdens de voorgaande asielprocedure niet over [naam] heeft verklaard. Verweerder heeft verder kunnen tegenwerpen dat het niet te volgen is dat eisers ondanks de gestelde langdurige mishandelingen geen idee hebben waarom [naam] het op hen heeft gemunt. Ook heeft verweerder van eisers mogen verwachten dat zij, op zijn minst bij benadering, de namen kennen van de Politiebureaus en Roma-organisaties waar zij naar eigen zeggen om hulp hebben verzocht.
Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard over de hoedanigheid van [naam]. Dat het mogelijk voorkomt in Servië dat rijke zakenlieden tevens voor de politie werken, neemt niet weg dat eisers niet eenduidig hebben verklaard: zo heeft eiseres verklaard dat [naam] erg rijk is en voor de politie werkt [7] , en verklaart eiser 1 dat [naam] rijk is en veel grond bezit, hij groente verbouwt en vee fokt, hij veel aanzien en macht geniet en sterke mensen om hem heen heeft waardoor hij de politie in zijn handen heeft. [8] Tenslotte heeft verweerder aan eisers tegen kunnen werpen dat zij, ondanks de positie van [naam], niet zijn volledige naam kennen.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder de verklaringen van eisers over de door hen gestelde asielmotieven voldoende gemotiveerd heeft beoordeeld. Daarnaast mag verweerder bij de integrale beoordeling van de geloofwaardigheid van het gestelde asielmotief ook informatie betrekken die niet in rechtstreekse zin verband houdt met deze motieven. Daarbij kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat het zonder goede reden niet vragen om asiel in een ander land, terwijl daarvoor wel de gelegenheid bestaat, als zodanig niet bijdraagt aan de aannemelijkheid van de gestelde behoefte aan internationale bescherming. Hoe een dergelijke omstandigheid precies meeweegt in de uiteindelijke beoordeling van de aangedragen asielmotieven hoeft door verweerder niet verder te worden toegelicht.

Conclusie

10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2025, door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid jo artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000.
2.zaaknummers: NL22.5465 NL22.5467
3.Op 7 juni 2022, 2O220282l1lV2 en 202202892/2/V2
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Zie bijvoorbeeld pagina 9 van het gehoor van eiseres.
7.Zie pagina 5 en 6 van het gehoor van eiseres.
8.Zie pagina 8 en 9 van het gehoor van eiser 1.