ECLI:NL:RBDHA:2025:6325

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.16109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake maatregel van bewaring van Algerijnse eiser

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Algerijnse eiser die in beroep ging tegen de voortduren van de maatregel van bewaring die op 6 januari 2025 was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De eiser verzocht om schadevergoeding en stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in zijn uitzetting naar Algerije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was en dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd om de uitzetting te realiseren. De rechtbank oordeelde dat de eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in het proces van uitzetting. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 11 april 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 28 februari 2025 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting naar Algerije. Hoewel verweerder regelmatig rappelleert, lag het op zijn weg om in eisers geval op dossierniveau te rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten. Op die manier kan worden nagegaan of eiser in aanmerking komt voor een LP [3] en binnen welke termijn dat zal zijn, aldus eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting naar Algerije. Niet in geschil is dat verweerder regelmatig vertrekgesprekken voert met eiser en dat hij regelmatig rappelleert bij de Algerijnse autoriteiten. Dit blijkt ook uit het voortgangsrapport. Daarbij is het ook aan eiser zelf om actief mee te werken aan zijn uitzetting. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 24 maart 2025 blijkt echter dat hij heeft geweigerd om te verschijnen. In wat eiser aanvoert, heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven zien om op dossierniveau te rappelleren bij de Algerijnse autoriteiten.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 10 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1717 en 3 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3132.
3.Laissez-passer.