ECLI:NL:RBDHA:2025:6317
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wegens gebrek aan procesbelang
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting op 21 februari 2025.
De rechtbank beoordeelt of de minister de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier mocht afwijzen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen actueel en reëel belang heeft bij deze procedure. Eiseres is geboren in 1951 en heeft de Turkse nationaliteit. Sinds 12 maart 2013 beschikt zij over een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf bij partner’. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde van duurzaam en zelfstandig beschikken over voldoende middelen van bestaan en omdat er een verblijfsgat is vastgesteld.
In de aanvullende beroepsgronden erkent eiseres dat haar partner niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van Besluit nr. 1/80, waardoor zij ook niet voldoet aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is, aangezien het resultaat dat eiseres nastreeft niet kan worden bereikt. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard en krijgt eiseres geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.