ECLI:NL:RBDHA:2025:6296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
AWB 24-3156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiseres wegens ongeloofwaardige verklaringen over vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 april 2025, wordt het beroep van een Iraanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1970, diende op 9 januari 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, die op 5 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 31 maart 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de problemen met de ex-man van eiseres, die lid is geweest van de Basij, niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres heeft verklaard dat zij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Iran, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar afvalligheid van de Islam en haar politieke activiteiten een reëel risico op vervolging met zich meebrengen. De rechtbank wijst het beroep ongegrond, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bij terugkeer in Iran problemen zal ondervinden. De rechtbank stelt vast dat de minister de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres terecht heeft beoordeeld en dat er geen gegronde vrees voor vervolging is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/3156

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: M.J. Baaij),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. S. Kuster).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1970. Zij heeft op 9 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Rasouli als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Inleiding en asielrelaas
4. Eiseres is op 5 december 2022 met een visum Nederland ingereisd, met het doel om op vakantie bij haar broers te gaan. Zij heeft op 9 januari 2023 asiel aangevraagd. Eiseres kreeg nadat zij in Nederland aankwam een telefoontje van haar zoon dat haar ex-man haar zoon bij hen thuis is komen bezoeken. De ex-man is Basij veteraan en infiltrant. Omdat eiseres en de ex-man familie zijn van elkaar (haar ex-man is haar neef), kwam de ex-man erachter dat eiseres is vertrokken uit Iran. De ex-man heeft haar huis bezocht en is naar haar kast gegaan. In de kast lag een bijbel van de vriend van eiseres en spullen waarmee zij leuzen op muren spoot, over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De ex-man heeft toen de politie gebeld en hij bedreigt eiseres sindsdien. Eiseres vreest bij terugkeer voor haar ex-man en voor de Iraanse autoriteiten. Verder heeft eiseres afstand genomen van de Islam. In Iran deed eiseres nog alsof zij moslim was. Eiseres is in Nederland het Christendom aan het ontdekken, maar voelt nog niet in haar hart dat zij is bekeerd. Verder neemt eiseres in Nederland deel aan demonstraties. Eiseres heeft op sociale media geuit dat zij in Nederland deelneemt aan demonstraties voor vrouwenrechten. Ook daarom vreest zij voor de Iraanse autoriteiten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen met ex-man die lid is (geweest) van Basij;
3) Afvalligheid van de Islam;
4) Interesse in het Christendom;
5) Politieke activiteiten.
5.1.
De minister acht de problemen met de ex-man die lid is (geweest) van Basij niet geloofwaardig. De verklaringen van eiseres hieromtrent vormen volgens de minister geen samenhangend en aannemelijk geheel.
5.2.
De minister acht de overige asielmotieven wel geloofwaardig. De minister vindt niettemin dat uit eiseres haar verklaringen niet blijkt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Eiseres heeft vanwege haar afvalligheid niet in de negatieve belangstelling gestaan en nooit problemen ondervonden met de Iraanse autoriteiten. Eiseres heeft verder in dit kader niet aannemelijk gemaakt dat de afvalligheid een belangrijk onderdeel is van haar leven en dat dit dermate deel uitmaakt van haar religieuze identiteit dat zij zich bij terugkeer naar Iran hierover openlijk en actief zal gaan uiten. Daar komt bij dat ze enkel interesse heeft in het Christendom, maar dat van een overtuiging nog geen sprake is. De minister stelt ook dat eiseres in het verleden geen problemen heeft ondervonden met de Iraanse autoriteiten vanwege haar politieke activiteiten. Tot slot vindt de minister dat niet aannemelijk is dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van de deelname van eiseres aan demonstraties in Nederland. Eiseres verklaart bovendien dat zij geen noodzaak ziet om bij terugkeer in Iran te demonstreren. De minister wijst daarom de asielaanvraag af als ongegrond.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
Problemen met de ex-man die lid is (geweest) van de Basij
6. De minister vindt de problemen met de ex-man niet geloofwaardig, omdat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister vindt dat eiseres ongerijmd verklaart wat de aanleiding is voor de ex-man om haar huis te bezoeken en te doorzoeken, dat zij oppervlakkig verklaart over het lidmaatschap van de ex-man van Basij en onlogisch verklaart dat de ex-man in haar huis een bijbel en andere spullen heeft gevonden. Verder maakt eiseres niet inzichtelijk waarom de ex-man haar ineens lastig zou vallen na de scheiding in 2013 en verklaart zij wisselend over de bedreiging door de ex-man.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij een afdoende verklaring heeft gegeven over het feit dat de gezamenlijke familie van haar en haar ex-man op de hoogte was van haar vertrek naar en verblijf in het buitenland. Zij maakte namelijk kleding voor deze familie en deze kleding was eerder klaar dan gepland. Dat de ex-man opeens in haar woning verschijnt is logisch, omdat dit (onderzoek doen, spioneren en mensen verraden) zijn werk is. Dat eiseres geen dichtgetimmerd verhaal heeft pleit juist voor haar, omdat zij niet aanwezig was in de woning en moet afgaan op verklaringen van anderen. Eiseres vindt dat de minister haar niet kan tegenwerpen dat zij niet weet of de ex-man nog werkt voor de Basij. Zij is hier niet in geïnteresseerd en wil ver van hem wegblijven. Van belang is dat vaststaat en geloofwaardig is dat de ex-man werkzaam is geweest voor Basij. Eiseres stelt dat zij niet wisselend heeft verklaard over de bedreigingen door de ex-man sinds haar scheiding. Zij heeft op pagina 33 van het gehoor toegelicht op welke manier haar ex-man haar bedreigde, namelijk via derden en via berichten, en hoe die bedreigingen er uit zien.
8. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen met de ex-man die lid is (geweest) van Basij niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft eiseres kunnen tegenwerpen dat zij ongerijmd verklaart over de aanleiding voor de ex-man om haar huis te bezoeken en te doorzoeken. Eiseres stelt dat zij geen dichtgetimmerd verhaal heeft en daarom enkel kan suggereren waarom het een en ander waarschijnlijk zo is gegaan. Zij stelt, naast de eerder afgelegde verklaring dat de ex-man vermoedelijk via de (schoon)zus over het vertrek van eiseres is geïnformeerd, dat het ook zo kan zijn dat de ex-man via haar zoon, hun familie, of via de buren van haar reis naar Nederland op de hoogte is geraakt. Het is eiseres ook niet duidelijk of het bezoeken en doorzoeken van haar huis een gerichte actie was of niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij met haar verklaringen onzinnig heeft verklaard over de manier waarop de ex-man, met wie zij geen contact had, te horen heeft gekregen dat eiseres naar Nederland was vertrokken. De minister heeft in dat kader ook meegewogen dat haar ex-man haar zoon jaren niet had gezien, nooit bij hen thuis kwam en dat hij nooit aanwezig was bij familiefeestjes en dat de aanleiding voor de ex-man om haar huis ineens te bezoeken en doorzoeken niet duidelijk is geworden. Eiseres heeft niet onderbouwd waaruit blijkt dat hij dit deed om bewijs tegen haar te verzamelen. Dit laatste klemt te meer nu hij haar huis eerder had kunnen doorzoeken, nu eiseres stelt dat hij banden heeft (gehad) met Basij. De rechtbank is van oordeel dat de argumenten van eiseres het standpunt van de minister niet weerleggen.
8.1.
Ook heeft de minister kunnen vinden dat eiseres oppervlakkig verklaart over het lidmaatschap van haar ex-man bij Basij. Op de zitting heeft de minister bevestigd dat eiseres wordt gevolgd in haar stelling dat de ex-man werkzaam is geweest voor Basij. Zij heeft namelijk een lidmaatschapspasje overgelegd waar op staat dat de ex-man tot 13 april 2008 lid was van Basij. Maar eiseres heeft summier verklaard over zijn in dat kader verrichte werkzaamheden en niet onderbouwd waaruit zou moeten blijken dat de ex-man nu nog (als spion) betrokken is bij de Basij en dat hij daarom makkelijk de Kalantari kon laten opdraven. De rechtbank volgt dat standpunt van de minister. De minister heeft zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat eiseres met haar verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ex-man na het eindigen van zijn lidmaatschap in april 2008 directe contacten heeft onderhouden met of nog werkzaam is voor de Basij.
8.2.
De rechtbank volgt de minister verder in haar standpunt dat eiseres onlogisch verklaart dat de ex-man in haar huis een bijbel en andere spullen heeft gevonden. De minister werpt eiseres in dit kader tegen dat zij niet kan verklaren hoe de ex-man weet dat zij deze spullen in haar bezit heeft en dat zij ook niets kan zeggen over de aanleiding voor de ex-man om naar haar huis toe te gaan. De minister stelt niet ten onrechte dat niet valt in te zien waarom de ex-man op zoek gaat naar belastend bewijs tegen eiseres, als hij vooraf helemaal niet weet of er (illegale) spullen te vinden zijn. De minister heeft dat onsamenhangend en niet aannemelijk mogen vinden. De enkele stelling van eiseres in beroep, dat zij bestrijdt dat zij de spullen onvoorzichtig heeft opgeborgen, wat daar ook van zij, doet hier niet aan af.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiseres in haar gronden van beroep heeft aangevoerd – over hoe de ex-man op de hoogte is geraakt van haar vertrek naar Nederland, de aanleiding voor de ex-man om naar haar woning te gaan en deze te doorzoeken, en dat er spullen door hem zijn gevonden – geen aanleiding geeft om de beoordeling van de minister dat het asielrelaas op dit punt niet samenhangend en geen aannemelijk geheel is niet te volgen. Eiseres heeft slechts enkele punten van de door de minister gehanteerde argumenten om te stellen dat er vijf redenen zijn waarom eiseres haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, bestreden. Bovendien heeft eiseres met haar stellingen nog steeds geen duidelijkheid kunnen verschaffen over relevante onderdelen van de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling.
8.4.
Op zitting heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat aan eiseres niet langer wordt tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over dat zij eerst alleen via familieleden en daarna ook persoonlijk zou zijn bedreigd door haar ex-man. Gelet op het voorgaande laat dit onverlet dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres de problemen met de ex-man niet aannemelijk heeft gemaakt.
De zwaarwegendheid en risicobeoordeling
9. De rechtbank stelt vast dat uit de besluitvorming volgt dat de minister per geloofwaardig geacht asielmotief heeft beoordeeld of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij een gegronde vrees heeft voor vervolging en een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. De minister heeft op zitting toegelicht dat de beoordeling van de zwaarwegendheid van de geloofwaardig geachte asielmotieven ook in samenhang bezien maakt dat er geen gegronde vrees voor vervolging of reëel risico op ernstige schade bij terugkeer wordt gezien.
Afvalligheid van de Islam
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geloofwaardig geachte afvalligheid geen problemen voor haar zal opleveren bij terugkeer naar Iran. Eiseres wijst op informatiebericht 2023/35 (IB 2023/35) Risico bij terugkeer naar Iran voor (toegedicht) afvalligen, het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 5 september 2022 (ECLI:EU:C:2012:518) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:94). Zij stelt dat van een vreemdeling niet mag worden verlangd dat hij of zij zich bij terugkeer, om vervolging te voorkomen, terughoudend zal opstellen. Van haar mag niet worden verlangd dat zij in Iran een geloofsbelijdenis aflegt.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 en het arrest van het Hof van 5 september 2012 volgt dat de minister van eiseres niet mag verlangen dat zij zich, om vervolging te voorkomen, in Iran terughoudend zal opstellen bij de uitoefening van haar geloofwaardig geachte afvalligheid. De minister moet, zo blijkt uit de Afdelingsuitspraak, onderzoeken en beoordelen of, en zo ja, hoe, een vreemdeling na terugkeer naar zijn land van herkomst uiting wil geven aan zijn afvalligheid en of de verklaringen van de vreemdeling hierover geloofwaardig zijn. Als de vreemdeling daarover niet uitdrukkelijk verklaart, moet de minister ervan uitgaan dat die vreemdeling na terugkeer op dezelfde wijze uiting aan zijn afvalligheid wil geven zoals hij in Nederland heeft gedaan. In het beleid van de minister (IB 2023/35) is onder meer bepaald dat bij een vreemdeling van wie de afvalligheid geloofwaardig is geacht, de minister conform werkinstructie (WI) 2022/3 dient te onderzoeken en beoordelen of de uitingen van afvalligheid die ervoor zouden zorgen dat hij in de negatieve aandacht zal komen te staan, van belang zijn voor het behoud van de religieuze identiteit. Ook moet worden onderzocht en beoordeeld hoe en waarom de vreemdeling in het land van herkomst uiting gaf aan zijn overtuiging en hoe hij dit in Nederland heeft gedaan, als ook of en waarom hij dit bij terugkeer (anders) zou willen doen en of dit geloofwaardig is. Als de vreemdeling in het land van herkomst en in Nederland zijn afvalligheid terughoudend of niet actief heeft geuit, dan is het in beginsel niet aannemelijk dat de vreemdeling in het geval van een eventuele ondervraging door de autoriteiten op de luchthaven zal verklaren dat hij afvallig is. In dit geval is er, anders gezegd, in beginsel namelijk geen blijk dat dit voor de vreemdeling van belang is voor het behoud van zijn religieuze identiteit.
11.1.
De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afvalligheid een belangrijk onderdeel is van haar leven en dat dit dermate deel uitmaakt van haar religieuze identiteit dat zij zich bij terugkeer naar Iran hierover openlijk en actief zal gaan uiten. De minister heeft in de besluitvorming uiteengezet en beoordeeld hoe eiseres in Iran uiting gaf aan haar afvalligheid, hoe eiseres zich in Nederland heeft geuit en hoe eiseres zich bij terugkeer zou willen uiten. Eiseres heeft verklaard dat zij in Iran voorzichtig bezig was met de afvalligheid, zij had niet veel contact met anderen, zij was gestopt met het praktiseren en met bidden, zij droeg haar hijab in het openbaar volgens de islamitische voorschriften en deed voor de buitenwereld alsof zij moslima was. Op de zitting heeft de minister nader toegelicht dat de enige verandering in de uiting van de afvalligheid in Nederland is dat eiseres haar hijab niet meer draagt en make-up draagt. Verder heeft eiseres tijdens het nader gehoor verklaard dat zij bij terugkeer niet meer wil liegen, omdat dat in strijd is met het Christendom. Zij heeft echter enkel interesse in dit geloof, maar is nog geen christen. Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij, vanaf het moment dat zij stelt afvallig te zijn geworden, in Iran heeft verbleven zonder dat zij problemen heeft ondervonden.
11.2.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de minister dat niet wordt ingezien waarom eiseres zich bij terugkeer in Iran anders zal gedragen met betrekking tot de uiting van haar afvalligheid ten opzichte van daarvoor. Ook volgt de rechtbank de minister in haar conclusie dat eiseres zodoende niet dusdanig in haar religieuze identiteit wordt geraakt dat zij bij terugkeer niet anders kan dan zichzelf als afvallige te uiten. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op de geloofsvrijheid. Van eiseres mag dus worden verlangd dat zij in Iran een geloofsbelijdenis aflegt. De rechtbank wijst tot slot nog op het meest recente Algemeen ambtsbericht Iran, van 29 september 2023 (AAB) waaruit volgt dat personen die zich hebben afgewend van de Islam niet op voorhand in de problemen komen en maatschappelijk ook niet gedwongen worden deel te nemen aan islamitische rituelen.
Interesse in het Christendom
12. Eiseres voert aan dat zij zich heeft verdiept in het Christendom, en dat dit samenhangt met de afvalligheid. Zij kan en zij wil zich nog geen christen noemen.
13. De rechtbank leest hierin geen beroepsgrond en laat dit punt daarom onbesproken.
Politieke activiteiten: van de broer
14. Eiseres voert aan dat haar broer in Nederland een verblijfsvergunning heeft gekregen vanwege de politieke activiteiten die hij heeft verricht tegen het Iraanse regime. Eiseres stelt dat het goed mogelijk is dat politieke activiteiten van familieleden afstralen op haar en dat het mogelijk is dat de Iraanse autoriteiten weten dat zij en ook haar broer een asielaanvraag hebben gedaan. Eiseres wijst op het AAB waarin staat vermeld dat de autoriteiten op de hoogte kunnen raken of mensen asiel hebben aangevraagd. Eiseres stelt dat zij daarom problemen kan krijgen bij terugkeer.
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht stelt dat er geen aanknopingspunten zijn dat de Iraanse autoriteiten in eiseres geïnteresseerd zijn vanwege (de politieke activiteiten) haar broer. De broer van eiseres is sinds 2012 in Nederland en niet is gebleken dat zijn politieke activiteiten op enig moment op eiseres hebben afgestraald. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in Iran problemen heeft ondervonden als gevolg hiervan en ook niet vanaf het moment dat zij in Nederland is. Ook de enkele verwijzing naar het ambtsbericht maakt niet dat vaststaat dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van de vergunning van haar broer of dat eiseres in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. De minister stelt terecht dat eiseres niet heeft onderbouwd hoe en op basis van welke specifieke informatie de Iraanse autoriteiten dit zouden kunnen weten.
Politieke activiteiten: van eiseres
16. Eiseres stelt dat de minister in geen enkel opzicht kanttekeningen heeft geplaatst bij het feit dat zij in Iran leuzen op muren heeft gespoten. Eiseres gaat er van uit dat de minister dit dus gelooft. Nu de spullen die zij heeft gebruikt bij het spuiten van de leuzen zijn gevonden door haar ex-man, loopt zij bij terugkeer gevaar.
17. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege het spuiten van leuzen om muren bij terugkeer een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. Uit de verklaringen van eiseres volgt namelijk dat zij ten behoeve van het spuiten van leuzen voorzorgsmaatregelen nam, voorzichtig was en niet door iemand van de Iraanse autoriteiten is gezien tijdens het spuiten van deze leuzen. Eiseres heeft verklaard dat zij hierdoor geen problemen heeft ondervonden in Iran. Verder volgt uit de verklaringen van eiseres dat zij geen sterke behoefte heeft om bij terugkeer weer leuzen op muren te spuiten, zodat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer problemen zal ondervinden. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij gevaar loopt omdat de spullen door haar ex-man zijn gevonden. Dat zij problemen zal ondervinden vanwege haar ex-man is namelijk terecht niet geloofwaardig geacht.
18. Eiseres voert verder aan dat zij in Nederland heeft gedemonstreerd en dat hier beelden van zijn gemaakt. Zij is op deze beelden te zien en deze beelden zijn vertoond op de Iraanse televisie (op de zender Manoto). Eiseres stelt dat de Iraanse autoriteiten gezichtsherkenning toepassen voor het monitoren van terugkeerders en dat de Iraanse autoriteiten ook monitoren wat Iraanse burgers in het buitenland hebben gedaan. Als de Iraanse autoriteiten eiseres haar sociale media bekijken zullen zij zien wat eiseres in Nederland voor politieke activiteiten heeft verricht en wat zij daarover heeft geplaatst. Eiseres wijst ter onderbouwing van haar standpunt op het AAB.
19. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen dat zij vanwege de demonstraties in Nederland in de negatieve belangstelling staat van de Iraanse autoriteiten. Eiseres heeft foto’s overgelegd waarop te zien is dat zij meedoet aan een demonstratie, en ook twee video’s. De minister heeft toegelicht dat niet duidelijk is of deze video’s zijn gepubliceerd en op de Iraanse televisie zijn uitgezonden. Verder staat op een foto het logo en de naam van de zender Manoto in beeld, maar dit is slechts een screenshot en niet het hele fragment zodat niet is te achterhalen hoe lang en hoe vaak eiseres in beeld is en of het fragment daadwerkelijk als video is uitgezonden op de televisie. Ook is eiseres op dit beeld beperkt herkenbaar in beeld door de afstand met de filmer en is het fragment van korrelige kwaliteit. Op de foto is verder zichtbaar dat eiseres onderdeel is van een geheel van mensen die in beweging zijn en een lange vlag vasthouden, maar eiseres lijkt geen uitzonderlijke rol te hebben. Eiseres heeft over haar rol ook geen nadere toelichting gegeven. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiseres geen noodzaak blijkt om bij terugkeer naar Iran te gaan demonstreren. Daarom is niet aannemelijk dat eiseres zich door middel van het demonstreren politiek wenst te uiten bij terugkeer en hierom een gegronde vrees heeft voor vervolging. De minister heeft verder terecht tegengeworpen dat eiseres met haar Instagram account een beperkt publiek bereikt. Eiseres heeft weinig volgers en plaatst story’s die slechts 24 uur zichtbaar zijn. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat haar uitingen op Instagram bekend zijn bij de Iraanse autoriteiten en dat zij daarom in de negatieve belangstelling staat.
19.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit openbare informatie niet blijkt dat gezichtsherkenning op beelden uit het buitenland wordt toegepast. Uit het AAB, pagina’s 73 en 74, volgt dat de autoriteiten in Iran in toenemende mate gebruik leken te maken van gezichtsherkenningstechnieken om personen te identificeren, bijvoorbeeld tijdens demonstraties. De minister heeft toegelicht dat het hier gaat om demonstraties in Iran. Verder volgt uit het AAB dat de Iraanse politie deze technieken ook toepast in het verkeer om vrouwelijke inzittenden te controleren en ten behoeve van de controle van de zeden. Er zijn geen berichten bekend dat de Iraanse autoriteiten ook in het buitenland, of ten aanzien van buitenlandse beelden, gebruik maken van gezichtsherkenningstechnieken. Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen waaruit blijkt dat dit anders is.
19.2.
De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar betoog dat de minister ten onrechte informatiebericht 2024/10 (Werkwijze politieke overtuiging) niet heeft betrokken in de besluitvorming. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit de besluitvorming volgt dat de minister de sterkte van de politieke overtuiging en de geloofwaardig verrichte activiteiten in dat kader alsmede de daaraan ontleende vrees bij terugkeer heeft betrokken. De minister heeft namelijk betrokken dat eiseres heeft verklaard dat zij niet per se weer leuzen op muren zou willen spuiten, dat zij geen noodzaak ziet om te demonstreren in Iran, welke politieke activiteiten eiseres in Nederland heeft verricht en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij naar aanleiding hiervan heeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.