ECLI:NL:RBDHA:2025:6285
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stelling van asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse eiseres tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om haar asielaanvraag buiten behandeling te stellen. De eiseres had op 26 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister heeft deze aanvraag op 8 januari 2025 buiten behandeling gesteld, omdat de eiseres niet was verschenen voor een aanvullend verhoor dat gepland stond op 9 december 2024. De rechtbank heeft op 13 maart 2025 het beroep behandeld, waarbij de eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat de eiseres niet is verschenen en geen verschoonbare reden heeft gegeven voor haar afwezigheid. De rechtbank wijst erop dat de eiseres eerder ook niet is verschenen voor andere gehoren en dat zij niet voldoende heeft aangetoond dat haar afwezigheid te wijten was aan omstandigheden buiten haar invloed. De rechtbank concludeert dat het besluit van de minister onzorgvuldig tot stand is gekomen, maar dat dit gebrek kan worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van de eiseres tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra en bekendgemaakt op 28 maart 2025.