ECLI:NL:RBDHA:2025:6272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.10823 en AWB 25-5475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van een Tanzaniaanse asielzoeker

Op 8 februari 2025 heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) besloten om eiseres, een Tanzaniaanse asielzoeker, in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te plaatsen. Tevens is haar een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2025 behandeld. Eiseres betwistte het incident dat aan het plaatsingsbesluit ten grondslag lag, maar de rechtbank oordeelde dat het COa het besluit niet deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat het incident niet als een incident met een zeer grote impact kon worden gekwalificeerd, en verklaarde het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond. Dit leidde tot de vernietiging van het plaatsingsbesluit en de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van € 1.675,00 voor de onterecht beperkte bewegingsvrijheid en veroordeelde het COa en de minister in de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. van Waterschoot op 15 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 25/5475 en NL25.10823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Tanzaniaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. N. Mikołajczyk).

Inleiding

1. Het COa heeft op 8 februari 2025 besloten om eiseres per 8 februari 2025 in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] De minister heeft bij besluit van 8 februari 2025 aan eiseres de maatregel van vrijheidsbeperking opgelegd (de vrijheidsbeperkende maatregel). [2]
1.1.
Eiseres heeft tegen het plaatsingsbesluit en het besluit tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel beroep ingesteld. [3] Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
Eiseres heeft op 31 maart 2025 gronden ingediend. Het COa heeft op 3 april 2025 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 april 2025 op zitting behandeld. Eiseres is met haar gemachtigde op de rechtbank verschenen. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank komt op grond van deze beoordeling tot de conclusie dat de beroepen gegrond zijn. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt, het plaatsingsbesluit wordt vernietigd, de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgeheven, de Staat der Nederlanden aan eiseres een schadevergoeding moet betalen en het COa en de minister worden veroordeeld in de proceskosten van eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De feitenvaststelling
3. Eiseres betwist het aan het plaatsingsbesluit ten grondslag gelegde incident, voor zover wordt gesteld dat de COa medewerker bijna viel als gevolg van de door eiseres gegeven duw. Dat de medewerkster bijna was gevallen wordt voor het eerst genoemd in het verweerschrift van de minister en blijkt niet uit de feitelijke omschrijving van het incident COa, aldus eiseres.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Niet wordt betwist dat eiseres een COa medewerker een duw heeft gegeven. Anders dan eiseres stelt, blijkt uit het feitenonderzoek van het COa dat de medewerker als gevolg hiervan uit balans raakte en enkele struikelende stappen naar achteren zette. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de concrete en uitgebreide beschrijving van het incident in het plaatsingsbesluit. Nu het incident als zodanig voor het overige niet door eiseres wordt betwist, gaat de rechtbank uit van de door het COa gegeven omschrijving van het incident.
De kwalificatie van het incident
4. Eiseres voert aan dat het incident dat ten grondslag is gelegd aan het plaatsingsbesluit, ten onrechte is aangemerkt als een incident met een zeer grote impact. Eiseres stelt dat zij geen ernstige fysieke schade heeft toegebracht aan COa-medewerkers of medebewoners en dat haar gedrag hier ook niet op was gericht.
4.1.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5. Uit de feitelijke omschrijving van het incident zoals opgenomen in het plaatsingsbesluit blijkt het volgende. Op 5 februari 2025 werd een maatregelgesprek met eiseres gevoerd naar aanleiding van een eerder incident waarbij zij betrokken was. Tijdens dit gesprek werd door de medewerkers vastgesteld dat eiseres naar alcohol rook en met een dubbele tong sprak. De opgelegde maatregel hield in dat zij binnen een uur haar persoonlijke spullen diende te pakken en de locatie moest verlaten. Ondanks deze instructies werd bij controle vastgesteld dat eiseres hier niet aan had voldaan. Dit leidde tot een escalatie, waarbij door de medewerkers werd waargenomen dat eiseres herhaaldelijk agressief gedrag vertoonde. Eiseres gebruikte onaanvaardbare taal, verzette zich tegen de medewerkers en een medewerker werd door haar krachtig op de borst geduwd, waardoor deze uit balans raakte en enkele struikelende stappen naar achteren zette. Daarnaast richtte eiseres de woorden "I will kill you all" tot de medewerkers en spuugde zij in hun richting. Gezien deze gehele gang van zaken heeft het COa besloten aangifte te doen bij de politie.
5.1.
Het COa heeft in het Maatregelenbeleid [4] regels neergelegd over welke maatregelen het COa kan treffen, wanneer een bewoner zich niet houdt aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 19 van de Rva 2005 [5] , of het gedrag van de bewoner naar het oordeel van het COa de grens van het aanvaardbare overschrijdt. Blijkens paragraaf 4.1 van het Maatregelenbeleid is voor die keuze de impact van het incident op de omgeving van belang. Er worden vier impactniveaus onderscheiden: niveaus van geringe impact, middelgrote impact, grote impact en zeer grote impact. Het niveau zeer grote impact wordt in dit beleid, voor zover hier van belang, omschreven als: “Agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een zeer grote impact, zoals: ernstige discriminatie op grond van iemands geloofsovertuiging, huidskleur, seksuele identiteit, etc., gedrag met als doel de ander ernstig te kleineren of te bedreigen of gedrag met als doel de ander ernstige fysieke schade toe te brengen.”
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het COa het besluit in dit verband niet deugdelijk heeft gemotiveerd en het incident ten onrechte heeft aangemerkt als een incident met een zeer grote impact. Zoals blijkt uit de beschrijving van het COa heeft eiseres gescholden, een medewerker een duw gegeven waardoor deze achteruit wankelde en door de spijlen van een hek gespuugd naar de medewerkers. Het COa heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom dit gedrag van zeer grote impact is en wat het verschil is met gedragingen die als ‘van grote impact’ worden gekwalificeerd. De rechtbank is verder van oordeel dit gedrag gelet op het beleid niet als van zeer grote impact kan worden gekwalificeerd. De rechtbank acht daarbij van belang dat uit de verslaglegging blijkt dat eiseres zowel bij het roepen van “I will kill you all” als het spugen richting de medewerkers, zich al aan de buitenzijde van de poort en op afstand van de medewerkers bevond. De rechtbank ziet verder gezien de context waarin deze gedragingen zijn verricht geen aanknopingspunten om aan te nemen dat eiseres de bedoeling heeft gehad de ander ernstig te kleineren of te bedreigen. Het duwen van een medewerker tegen de borst kan, in de context dat eiseres onder invloed van alcohol was en de medewerkers een kring om haar heen vormden die mogelijk door haar als bedreigend werd ervaren, eveneens niet worden gekwalificeerd als gedrag met als doel de ander ernstige fysieke schade toe te brengen.
6. Nu de gedragingen op onjuiste wijze zijn gekwalificeerd als van zeer grote impact, is ook de weging om de maatregel op te leggen niet conform het beleid en eveneens niet deugdelijk gemotiveerd. In het beleid is immers neergelegd dat alleen in geval van meerdere incidenten met een grote of één incident met een zeer grote impact een HTL-maatregel wordt overwogen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit daarom gegrond. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
De vrijheidsbeperkende maatregel
7. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is gegrond. Nu de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dit besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens gegrond moet worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank vernietigt het plaatsingsbesluit en beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van vandaag.
9. De rechtbank gaat er verder vanuit dat sprake is van een beperking in de bewegingsvrijheid die immateriële schade tot gevolg heeft. Die schade is geringer dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres immateriële schade heeft geleden van € 1.675,00 (€ 25,- per dag) nu zij ten onrechte gedurende zevenenzestig dagen, namelijk van 8 februari 2025 tot en met 15 april 2025, in haar bewegingsvrijheid is beperkt. De Staat der Nederlanden moet dit bedrag aan eiseres vergoeden.
10. De rechtbank ziet verder aanleiding om het COa en de minister ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft moeten maken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 907,00 en wegingsfactor 1). De rechtbank is van oordeel dat beide beroepen als samenhangend moeten worden gezien, als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het plaatsingsbesluit gegrond;
- vernietigt het plaatsingsbesluit;
- verklaart het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel met ingang van vandaag;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.675,00;
- veroordeelt de minister en het COa ieder voor de helft in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier op 15 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter is buiten staat te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder AWB 25/5475. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder NL25.10823.
5.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.