ECLI:NL:RBDHA:2025:6244
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een asielaanvraag van de verzoeker, die op 21 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.L.M. Janssen, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 februari 2025 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N. Hamzaoui.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL25.3311, waarin het beroep van de verzoeker is behandeld. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.