ECLI:NL:RBDHA:2025:6240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving geluidsoverlast bedrijfsactiviteiten en de toepassing van het Activiteitenbesluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg over een handhavingsverzoek met betrekking tot geluidsoverlast van bedrijfsactiviteiten. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde drs. S.A.N. Geerling, had een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen geluidsoverlast van [bedrijf] B.V. op de locatie [adres 1] in [plaats]. Het college had het verzoek afgewezen, omdat volgens hen geen overtreding van het Activiteitenbesluit was vastgesteld. Eiser ging in beroep tegen deze afwijzing.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als het college vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college een geluidsonderzoek heeft laten uitvoeren door de Omgevingsdienst Haaglanden, waaruit bleek dat de activiteiten van [bedrijf] B.V. voldeden aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Eiser voerde aan dat er sprake was van geluidshinder en dat de bedrijfsactiviteiten in strijd waren met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had geconcludeerd dat er geen overtreding was en dat het handhavingsverzoek terecht was afgewezen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.