In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden tegen een dakterras behandeld. Eiseres had eerder een handhavingsverzoek ingediend, dat door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 5 augustus 2019 werd afgewezen. Na een heroverweging op 8 april 2020, waarbij het verzoek gedeeltelijk werd toegewezen, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank vernietigde op 15 februari 2022 het besluit van 8 april 2020 en droeg het college op om opnieuw te beslissen. Het college verklaarde op 20 september 2022 het bezwaar van eiseres ongegrond, wat leidde tot het huidige beroep.
De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat de weigering om handhavend op te treden niet op een deugdelijke beoordeling rust. Eiseres heeft terecht aangevoerd dat de hoogte van het dakterras niet in overeenstemming is met de verleende omgevingsvergunning. De rechtbank wijst op de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure en kent eiseres een schadevergoeding toe. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college inzichtelijk moet maken welke werkzaamheden nodig zijn om het dakterras in overeenstemming te brengen met de vergunning. Tevens moet het college de kosten en de impact op de privacy van eiseres in overweging nemen.