ECLI:NL:RBDHA:2025:6224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.15808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting naar Libië in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Libische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Toonders, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 12 februari 2025 was opgelegd en dat deze maatregel nog voortduurde op het moment van de uitspraak. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn was en verzocht om schadevergoeding.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende zicht op uitzetting naar Libië bestaat. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en de voortgang van de aanvraag voor een laissez-passer bij de Libische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15808

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 12 februari 2025 aan eiser per 13 februari 2025 de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 11 april 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1983 en de Libische nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 24 februari 2025 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, op 19 februari 2025.
4. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een informatie van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) waaruit blijkt dat na de presentatie van de vreemdeling voor de diplomatieke vertegenwoordiging van Libië de aanvraag wordt doorgestuurd naar Libië voor onderzoek. Het is daarom noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de duur van dit proces. Verder werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting.
5. In de uitspraak van 24 februari 2025 op het eerste beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat het zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om van dat standpunt af te wijken. Voor eiser is op 20 februari 2025 een aanvraag voor een laissez-passer (lp) ingediend bij de Libische autoriteiten. Niet gebleken is dat zij deze aanvraag hebben afgewezen of zullen afwijzen. Uit het verweerschrift volgt bovendien dat op 1 mei 2025 de presentatie van eiser bij de Libische autoriteiten is gepland. De enkele stelling van eiser dat uit informatie van de DT&V volgt dat de aanvraag voor een lp wordt doorgestuurd naar de Libische autoriteiten voor onderzoek, maakt niet dat er geen zicht op uitzetting bestaat naar Libië binnen een redelijke termijn. Eiser heeft niet onderbouwd dat zijn uitzetting niet binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden.
6. Ook ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder in de hier te beoordelen periode onvoldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting naar Libië. Uit het voorgangsrapport volgt namelijk dat verweerder naar aanleiding van de lp-aanvraag op 27 februari en 20 maart 2025 heeft gerappelleerd bij de Libische autoriteiten. Ook heeft op 27 februari en 27 maart 2025 met eiser een vertrekgesprek plaatsgevonden. Door regelmatig te rappelleren en vertrekgesprekken met eiser te voeren, werkt verweerder voldoende voortvarend aan eisers uitzetting. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.