ECLI:NL:RBDHA:2025:6224
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting naar Libië in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Libische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Toonders, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 12 februari 2025 was opgelegd en dat deze maatregel nog voortduurde op het moment van de uitspraak. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn was en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende zicht op uitzetting naar Libië bestaat. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en de voortgang van de aanvraag voor een laissez-passer bij de Libische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure en dat er geen reden was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.