Uitspraak
Rechtbank den haag
1.de maatschap TIERKO te Leiderdorp,
[partij B sub 2]te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
[partij B sub 3]te [woonplaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
Bij aanvaarden van deze offerte: 1e termijn 20 % bij ondertekening contract
Bij aanvaarden van deze offerte: 1e termijn: 20 % bij ondertekening & akkoord
€ 120.000,-- uit hoofde van een lening die Bolero bij Tierko c.s. heeft.
3.Het geschil
€ 701.800,-- inclusief btw).
aanvangvan de werkzaamheden aan de kelder. Daarvoor acht de voorzieningenrechter van doorslaggevend belang dat de overeenkomst slechts bepaalt dat de derde termijn moet worden betaald “bij kelder”, terwijl bij de vijfde termijn expliciet staat vermeld dat deze moet worden betaald “bij realisatie dak”. Uit het ontbreken van het woord “realisatie” bij de derde termijn hadden Tierko c.s. naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen en moeten afleiden dat de derde termijn reeds bij aanvang van de werkzaamheden aan de kelder moest worden betaald. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat het materiaal voor het realiseren van de kelder een flinke investering vergt en het om die reden ook niet onredelijk is dat Bolero er op basis van de overeenkomst van uitging dat Tierko c.s. de derde termijn bij vooruitbetaling zouden voldoen.
€ 2.000.000,-- exclusief btw, dus € 2.420.000,-- inclusief btw. De derde termijn bedraagt aldus 20% van € 2.420.000,-- = € 484.000,-- inclusief btw. Niet in geschil is dat daarop in mindering moet worden gebracht de geldlening van € 120.000,-- die Bolero bij Tierko c.s. heeft. Dat betekent dat Tierko c.s. hoofdelijk een bedrag van € 364.000,-- inclusief btw aan Bolero zullen moeten betalen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat Tierko c.s. dit bedrag moeten voldoen binnen drie werkdagen nadat Bolero aan Tierko c.s. een schriftelijke opdrachtbevestiging van de leverancier heeft verstrekt waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de staalconstructie is besteld en zal worden geleverd.
€ 364.000,-- inclusief btw aan Bolero moeten betalen. De voorzieningenrechter zal Tierko c.s. hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag. Voor toewijzing van de door Bolero gevorderde wettelijke (handels)rente ziet de voorzieningenrechter geen ruimte, nu het in dit kort geding om een voorlopig oordeel gaat en niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat Tierko c.s. de wettelijke (handels)rente over dit bedrag zijn verschuldigd.
€ 364.000,-- inclusief btw. Om die reden is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter, zonder nadere toelichting van Bolero op dit punt, niet proportioneel om de conservatoire beslagen op zowel de bankrekeningen als het onroerend goed te laten liggen. Nu Bolero geen informatie heeft verstrekt over het bedrag waarvoor het conservatoire beslag op de bankrekeningen doel heeft getroffen, gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit dat Bolero haar openstaande vordering zo nodig uit de gelegde bankbeslagen kan voldoen. Overigens hebben [partij B sub 2] en [partij B sub 3] ter zitting te kennen gegeven dat zij zonder meer bereid zijn het toegewezen bedrag direct te betalen als wordt voortgegaan met het werk aan de parkeergarage. Handhaving van de conservatoire beslagen op de onroerende zaken van [partij B sub 2] en [partij B sub 3] is onder voormelde omstandigheden niet langer gerechtvaardigd. Bovendien is het ook in het belang van beide partijen dat de beslagen op de onroerende zaken zo snel mogelijk worden opgeheven. Tierko c.s. kunnen dan – in ieder geval voor wat betreft de units van bouwfase I – overgaan tot verkoop van het onroerend goed om zo middelen te genereren voor de financiering van bouwfase II. De voorzieningenrechter zal de conservatoire beslagen op de onroerende zaken zoals gemeld in productie 11 van Bolero daarom zelf opheffen.
- hij een opeisbare vordering op een schuldenaar heeft;
- er voldoende samenhang is tussen de vordering en de verplichting tot afgifte van de zaak van een ander; én
- de zaak zich in de feitelijke macht van de schuldeiser bevindt (houderschap);
- als het retentierecht tegen een derde met een ouder recht wordt ingeroepen, dan is vereist dat de vordering van de schuldeiser voortvloeit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was aan te gaan met de schuldeiser, met betrekking tot de zaak waarvan afgifte wordt opgeschort.
5.De beslissing
€ 10.000,-- per dag als Bolero aan dit gebod geen gevolg geeft, met een maximum van
€ 500.000,--;
7 maart 2025.