ECLI:NL:RBDHA:2025:6206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/09/674779 / HA RK 24-586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoekers van Palestijnse afkomst

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de vaststelling van staatloosheid van verzoekers van Palestijnse afkomst. De verzoekers, een man en een vrouw, hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers en hun kinderen geen nationaliteit hebben van de Palestijnse gebieden, de Verenigde Arabische Emiraten of Syrië. De verzoekers hebben in de Verenigde Arabische Emiraten gewoond en beschikken over Syrische reisdocumenten voor Palestijnse vluchtelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland de staat Palestina niet erkent, waardoor de verzoekers als staatloos worden beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot vaststelling van staatloosheid toegewezen, omdat niet is gebleken dat de verzoekers door enige staat als onderdaan worden beschouwd. De rechtbank heeft ook de proceskosten gecompenseerd en het verzoek om uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier P. Hillebrand.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-586
Zaaknummer: C/09/674779
Datum beschikking: 15 april 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 18 oktober 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] en [verzoekster] ,

verzoekers, dan wel verzoeker en verzoekster,
mede in hun hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te Verenigde Arabische Emiraten, en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te Verenigde Arabische Emiraten,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Uzumcu te Rijswijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: T. Stelpstra.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 28 januari 2025, met bijlagen, van de Staat;
- het bericht van 4 februari 2025 van verzoekers;
- het bericht van 7 februari 2025 van verzoekers, met als bijlage een machtiging van
de kantonrechter van 5 februari 2025 om namens de minderjarigen te mogen
procederen;
- een bericht van 24 februari 2025 van verzoekers;
- een bericht van 25 februari 2025 van de Staat.
Omdat het advies van de IND overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoekers en de minderjarigen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.
Feiten
De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
- Verzoeker is op [geboortedag 3] 1984 geboren in Syrië.
- Verzoekster is op [geboortedag 4] 1988 geboren in Syrië.
- De minderjarige [minderjarige 1] is geboren [geboortedag 1] 2014 in de Verenigde Arabische
Emiraten en de minderjarige [minderjarige 2] is geboren op [geboortedag 2] 2016 in de Verenigde
Arabische Emiraten.
- Verzoeker heeft vanaf 2005 tot aan zijn vertrek in 2022 in de Verenigde Arabische
Emiraten verbleven.
- Verzoekster heeft vanaf 2013 tot aan haar vertrek in 2022 in de Verenigde
Arabische Emiraten verbleven.
- Verzoekers beschikken over Syrische reisdocumenten voor Palestijnse
vluchtelingen, allen echt bevonden op 4 augustus 2022, een
uittrekselfamilieregister van GAPAR, echt bevonden op 8 februari 2023 een
UNRWA registratie, echt bevonden op 8 februari 2023 en een Syrische
huwelijksakte, welke niet is beoordeeld.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoekers met de minderjarigen in Nederland wonen. Verder is niet in geschil dat verzoekers en de minderjarigen onmiddellijk belang hebben bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat zij ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Relevante landen
Omdat verzoekers stellen van Palestijnse afkomst te zijn, in Syrië te zijn geboren en gehuwd en tot aan hun vlucht naar Nederland in de Verenigde Arabische Emiraten te hebben gewoond, ziet de rechtbank aanleiding om de Palestijnse Gebieden, de Verenigde Arabische Emiraten en Syrië in de beoordeling te betrekken.
Worden verzoekers en de minderjarigen als onderdaan van Palestina beschouwd?
Gelet op de Syrische reisdocumenten voor Palestijnse vluchtelingen, de UNWRA registratie en het uittreksel familieregister van GAPAR kan worden vastgesteld dat verzoekers en de minderjarigen van Palestijnse afkomst zijn. Voor zover verzoekers en de minderjarigen de Palestijnse nationaliteit zouden hebben, geldt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Worden verzoekers en de minderjarigen als onderdaan van de Verenigde Arabische Emiraten beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van de Verenigde Arabische Emiraten (Federal Law No (17) for 1972 Concerning Nationality, Passports and Amendments thereof) wordt de nationaliteit verkregen wanneer de vader, en in uitzonderingsgevallen, de moeder, de nationaliteit van de Verenigde Arabische Emiraten bezit. Verder kan iemand de nationaliteit van de Verenigde Arabische Emiraten verkrijgen wanneer hij in het land is geboren en zijn ouders onbekend zijn. Gelet hierop is de omstandigheid dat de minderjarigen in de Verenigde Arabische Emiraten zijn geboren onvoldoende om de nationaliteit van de Verenigde Arabische Emiraten te verkrijgen.
Daarnaast hebben de Verenigde Arabische Emiraten het Protocol voor de behandeling van Palestijnen in Arabische staten ("Protocol van Casablanca") getekend. Dit betekent dat Palestijnen in de praktijk niet kunnen naturaliseren in de Verenigde Arabische Emiraten. Sinds 2021 is de wetgeving met betrekking tot naturalisatie enigszins versoepeld en kunnen bepaalde categorieën vreemdelingen, zoals artsen, specialisten, wetenschappers en investeerders, onder strikte voorwaarden naturaliseren. Niet gebleken is dat verzoekers tot deze categorie behoren. Het is daarom niet aannemelijk dat verzoekers de nationaliteit van de Verenigde Arabische Emiraten bezitten. De Staat stelt nog dat dit vermoeden wordt versterkt doordat verzoekers inreisstempels van de Verenigde Arabische Emiraten in hun reisdocumenten hebben en door het feit dat verzoeker en documenten over de annulering van zijn verblijfsvergunning heeft overgelegd. Het is niet waarschijnlijk dat hiervan sprake zou zijn in het geval verzoekers de nationaliteit van de Verenigde Arabische Emiraten zouden hebben.
Worden verzoekers en de minderjarigen als onderdaan van Syrië beschouwd?
Uit de openbare werkinstructie 2020/19 Palestijnen, p. 4 en 7, volgt dat Palestijnen niet kunnen naturaliseren in Syrië. Dit maakt het aannemelijk dat verzoekers niet door naturalisatie de Syrische nationaliteit heeft verkregen. Dat verzoekers niet de Syrische nationaliteit hebben, wordt bevestigd door het feit dat verzoekers in het bezit zijn van een reisdocument voor Palestijnen, welke is afgegeven door de Syrische autoriteiten, waaruit blijkt dat verzoekers in Syrië zijn geregistreerd als Palestijn en niet als Syrisch staatsburger. Een en ander wordt ook bevestigd door de overgelegde UNWRA-kaart.
De Syrische nationaliteit kan op grond van de Syrische nationaliteitswetgeving onder andere worden verkregen door afstamming van een Syrische vader. Hiervan is niet gebleken. Voor zover de moeder van (een van) verzoekers de Syrische nationaliteit zou hebben geldt het volgende. De moeder kan op grond van de Syrische nationaliteitswetgeving haar nationaliteit alleen doorgeven aan kinderen die in Syrië zijn geboren als er geen wettige familieband met de vader is vastgesteld. Ook hiervan is niet gebleken.
De rechtbank vindt het – gelet op het voorgaande – niet aannemelijk dat verzoekers beschikken over de Syrische nationaliteit.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoekers en de minderjarigen door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan worden beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoekers en de minderjarigen kan worden vastgesteld.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
De aard van de procedure leent zich niet voor uitvoerbaar bij voorraad verklaring, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat de volgende personen staatloos zijn:
  • [verzoeker] , geboren op [geboortedag 3] 1984 te Syrië,
  • [verzoekster] , geboren op [geboortedag 4] 1988 te Syrië,
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2014 te Verenigde Arabische Emiraten,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te Verenigde Arabische Emiraten,
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2025.