ECLI:NL:RBDHA:2025:617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
NL25.537
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenzaak met zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 15 november 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vooronderzoek te laat is gesloten, namelijk op 15 januari 2025 in plaats van uiterlijk op 13 januari 2025, zoals vereist door de Vreemdelingenwet. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatigheid van het voortduren van de maatregel, omdat de termijn voor de uitspraak niet is overschreden en er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. Eiser heeft onvoldoende medewerking verleend aan zijn uitzetting, wat ook een factor is in de beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.537

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 november 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen (het voortduren van) de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft vervolgens gereageerd op gronden van beroep van eiser.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 15 januari 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 december 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 23 december 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 23 december 2024.
Termijnoverschrijding sluiten vooronderzoek
4. De rechtbank merkt ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 6 januari 2025 ingediend. Daarbij is namens eiser aangegeven dat dit een eerste beroep betreft tegen de maatregel van 15 november 2024. Na bestudering van het dossier is het de rechtbank gebleken dat al een eerste beroep tegen deze maatregel is behandeld door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, en dat die zittingsplaats op 27 december 2024 uitspraak heeft gedaan op dat beroep. Gelet daarop heeft de rechtbank partijen op 14 januari 2025 bericht dat het onderhavige beroep ten onrechte is aangemerkt als een eerste beroep tegen de maatregel en zal worden behandeld als een vervolgberoep. De rechtbank heeft vervolgens verweerder verzocht om een voortgangsrapportage in te dienen en eiser in de gelegenheid gesteld om de gronden van beroep in te dienen naar aanleiding van de voortgangsrapportage.
5. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw dient het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift te worden gesloten. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak het vooronderzoek uiterlijk op 13 januari 2025 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 15 januari 2025 gesloten. De termijn zoals genoemd in artikel 96, eerste lid, van de Vw is dus overschreden.
6. Er is echter sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM, [3] omdat wordt uitgegaan van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. [4] Aangezien deze termijn niet is overschreden, ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring vanwege de enkele termijnoverschrijding onrechtmatig te achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij overeenkomstig artikel 96, tweede lid, van de Vw uitspraak doet op het vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek had moeten sluiten. Eiser is als gevolg van de termijnoverschrijding dan ook niet in zijn belangen geschaad.
Voortvarend handelen
7. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft op 22 oktober, 14 november, 5 en 14 december 2024 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Het laatste rappel dateert dus van vier weken geleden. Verweerder had in 2025 ook een rappel moeten versturen.
8. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Sinds 23 december 2024 heeft verweerder één keer gerappelleerd, namelijk op 24 december 2024, en een vertrekgesprek met eiser gevoerd op 13 januari 2025. Uit de brieven van verweerder van 14 en 15 januari 2025 blijkt verder dat op zeer korte termijn weer zal worden gerappelleerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
9. Eiser voert verder aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting. Ruim drie maanden geleden heeft verweerder een lp [5] aangevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten, maar tot op heden is geen lp afgegeven. Gelet op de verstreken tijd is het niet aannemelijk dat de Marokkaanse autoriteiten nog een lp aan eiser zullen afgeven.
10. Eiser wordt hierin niet gevolgd. In zijn algemeenheid bestaat er zicht op uitzetting naar Marokko. Er zijn geen aanknopingspunten dat dit voor eiser anders is. Het tijdsverloop
sinds de lp-aanvraag en het feit dat er nog geen lp is afgegeven, maakt niet dat op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen een afzienbare termijn een lp zullen afgeven. Verder kan eiser het uitzettingstraject bespoedigen door zijn medewerking te verlenen, wat hij verzuimt. Zo heeft eiser tijdens het vertrekgesprek van 13 januari 2025 verklaard niet terug wil naar Marokko en blijkt uit het verslag dat eiser een afwachtende houding heeft. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat.
Ambtshalve
11. Ook overigens is er geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 20 januari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI:NL:RBDHAL2024:22410.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 9 januari 2003, ECLI:CE:ECHR:2003:0109JUD005526300, JV 2003/129
5.Laissez-passer.