ECLI:NL:RBDHA:2025:6143
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 14 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijholt, en de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker had een aanvraag ingediend die door de minister was afgewezen met een besluit op 23 december 2024. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing, waarop de minister op 4 maart 2025 besliste. Echter, verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op het bezwaarschrift.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.