ECLI:NL:RBDHA:2025:6142
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 14 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door R.C. Da Silva-Dujardin, en de minister van Asiel en Migratie. Verzoekster had een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag, die door de minister op 26 februari 2024 was afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, waarop de minister op 18 februari 2025 besloot. Echter, verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.