ECLI:NL:RBDHA:2025:6074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/09/657076 / FA RK 23-8396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning in een gezagskwestie met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025 een beschikking gegeven in een civiele procedure betreffende de erkenning van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. Shahbazi, heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarige, die geboren is op [geboortedatum 1] 2020. De juridische vader heeft de erkenning van de minderjarige gedaan, maar de man heeft middels DNA-onderzoek aangetoond dat hij de biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader niet de verwekker is en dat de erkenning door de juridische vader vernietigd moet worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man, die de Spaanse en Colombiaanse nationaliteit heeft, vervangende toestemming kan krijgen om de minderjarige te erkennen, aangezien de moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft ingestemd met het verzoek. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de biologische band met de man wordt erkend. De rechtbank heeft ook een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige bij de man zal zijn zonder begeleiding op woensdagmiddagen en in de weekenden. De kosten van het DNA-onderzoek zijn gelijkelijk verdeeld tussen de man en de moeder. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 1 augustus 2025, in afwachting van de registratie van de erkenning bij de gemeente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8396
Zaaknummer: C/09/657076
Datum beschikking: 28 februari 2025
Aantal fotokopieën per beschikking
4 bij 1 advocaat
6 bij 2 advocaat
1 extra bij:
- last aan de Raad voor Rechtbijstand tot toevoeging advocaat ex 817 Rv
- Ipr zaak
- uitgebracht of uit te brengen rapport Raad voor de Kinderbescherming– gezagswijziging ten behoeve van het gezagsregister
- Kostenveroordeling ex art. 243 rv
2 extra bij:
- Benoeming van elke deskundige
Vernietiging erkenning, vervangende toestemming erkenning, gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 27 oktober 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R. Shahbazi te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te ’s-Gravenhage.

[de juridische vader] ,

de juridische vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. I.G.M. van Gorkum,
advocaat te ’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 15 augustus 2024, voor zover hier relevant:
- heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen van het DNA van:
- de man: [de man] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] , Colombia,
en
- de minderjarige: [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ;
en is aan deze deskundige de vraag voorgelegd welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van het eventuele verwekkerschap van de man;
  • is een deskundige verbonden aan Verilabs Nederland B.V. tot deskundige benoemd die het onderzoek zal verrichten en de bovenstaande vraag zal beantwoorden;
  • is bepaald dat hangende de procedure het ten laste van ’s-Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek voorlopig aan de moeder in debet zal worden gesteld;
  • is bepaald dat de benoemde deskundige een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht omtrent zijn onderzoek uiterlijk op 1 oktober 2004, vergezeld van zijn declaratie, zal zenden aan de griffie van deze rechtbank;
  • is bepaald dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van de beschikking aan de deskundige zendt;
  • is iedere verdere beslissing – ook ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek – aangehouden tot 1 oktober 2024 pro forma.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het rapport van Verilabs, ingekomen op 9 oktober 2024;
  • het F9-formulier van 16 oktober 2024 van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 17 oktober 2024 van de bijzondere curator;
  • het F9-formulier van 25 oktober 2024 van de moeder;
  • het F6-formulier van 29 januari 2025 van de moeder, met een instemmingsverklaring.
Op 31 januari 2025 is de behandeling ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de advocaat van de man;
  • de advocaat van de moeder;
  • de bijzondere curator;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De juridische vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Aanvullend feit

- Uit het rapport van Verilabs van 7 oktober 2024 blijkt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99.99% is aangetoond dat de man, [de man] , de biologische vader is van de minderjarige, [de minderjarige] .

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe:
  • hem vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te verlenen, zodat hij [de minderjarige] kan erkennen;
  • de man samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] te belasten;
  • te bepalen dat de man omgang zal hebben met [de minderjarige] , naar de rechtbank begrijpt, iedere woensdagmiddag uit school, en eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, zonder begeleiding;
  • te bepalen dat [de minderjarige] op Kerstavond en Eerste Kerstdag bij de man verblijft en de rest van de vakantiedagen bij helfte worden verdeeld, althans een regeling als de rechtbank juist acht;
subsidiair:
- de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten een onderzoek te verrichten naar de vraag welke gezagsregeling en zorg- dan wel omgangsregeling in het belang van [de minderjarige] is,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De bijzondere curator heeft zelfstandig verzocht:
  • een DNA-onderzoek te gelasten, waaruit blijkt dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] ,
  • indien en voor zover uit dit DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is:
  • de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader te vernietigen;
  • het verzoek van man tot vervangende toestemming tot erkenning toe te wijzen.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Vernietiging erkenning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Het verzoek van de bijzondere curator dat strekt tot vernietiging van de erkenning draait om de vraag of de moeder haar toestemming had mogen geven. De rechtbank past daarom op grond van artikel 10:96 BW jo artikel 10:95 lid 3 BW Nederlands recht toe op het verzoek.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:205 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank slechts worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, door de moeder en door het openbaar ministerie. De bijzondere curator heeft het verzoek namens [de minderjarige] ingediend en kan worden ontvangen in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De bijzondere curator heeft aangegeven dat, nu uit het rapport van Verilabs blijkt dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] , het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader wordt gehandhaafd.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek.
De juridische vader heeft zich niet over het verzoek uitgelaten en is niet ter zitting verschenen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het rapport van Verilabs is gebleken dat de juridische vader niet de verwekker is van [de minderjarige] . Hiermee is voldaan aan het in artikel 1:205 BW genoemde vereiste om over te gaan tot de vernietiging van de erkenning. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het belang van [de minderjarige] erbij is gebaat dat de weg wordt vrijgemaakt om zijn werkelijke afstamming duidelijk vast te leggen. Het is naar het oordeel van de rechtbank van belang dat de afstammingsrelatie formeel wordt vastgelegd. De rechtbank zal het verzoek van de bijzondere curator daarom toewijzen en de erkenning van [de minderjarige] door de juridische vader vernietigen.
Vervangende toestemming erkenning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Op grond van artikel 10:95 lid 1 BW is het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit van toepassing op de vraag of de man bevoegd is tot erkenning van [de minderjarige] , alsmede op de voorwaarden voor erkenning. Indien de man de nationaliteit van meer dan een staat bezit, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk de erkenning mogelijk is. De man heeft de Spaanse en de Colombiaanse nationaliteit. Volgens het Spaanse recht is de erkenning mogelijk, zodat Spaans recht zal worden toegepast op de erkenning door de man.
Op grond van artikel 10:95 lid 3 juncto lid 4 BW is op de vraag of de moeder toestemming moet geven voor de erkenning, het Nederlandse recht van toepassing, aangezien de moeder de Nederlandse nationaliteit bezit. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing. Op grond van artikel 1:204 lid 3 BW is dit onder Nederlands recht mogelijk.
Inhoudelijke beoordeling
Vast is komen te staan dat de man de verwekker is. Naar Spaans recht is de man in dat geval bevoegd om [de minderjarige] te erkennen.
Voor deze erkenning heeft de man naar Nederlands recht de toestemming van de vrouw nodig, welke toestemming - zoals hierboven aangegeven - door toestemming van de rechtbank kan worden vervangen. De rechtbank geeft deze toestemming (onder meer) als de man de verwekker is, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
Voor de beantwoording van de vraag of de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige schaden, komt het aan op een afweging van de belangen van de betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel de man als de minderjarige er belang bij heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Dat belang kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige geschaad zouden worden.
Dat een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te geven, dat het nodig heeft. Enige weerstand van de kant van de moeder is onvoldoende om het verzoek af te kunnen wijzen.
De man acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij weet wie zijn vader is en dat dit juridisch vaststaat. De man is van mening dat de erkenning van [de minderjarige] de verhouding tussen de moeder en [de minderjarige] niet zal schaden, ondanks dat de verhoudingen tussen de man en de moeder op dit moment zijn verstoord. De man stelt verder dat er geen sprake is van een belemmering van een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige]
De moeder heeft uiteindelijk ingestemd met het verzoek. Daarbij heeft de advocaat van de moeder op de zitting aangegeven dat, hoewel zij op 15 november 2024 met de juridische vader getrouwd is, zij op 3 januari 2025 weer uit elkaar zijn gegaan.
De bijzondere curator adviseert het verzoek toe te wijzen indien uit het DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . Zij acht het niet aannemelijk dat de erkenning door de man een ongestoorde verhouding tussen de moeder en [de minderjarige] in de weg zal staan.
De rechtbank zal het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen. De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de biologische band met de man wordt erkend. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de man tot vervangende toestemming tot erkenning toe.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [de minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Kosten DNA onderzoek
In de vorige beschikking van 15 augustus 2024, waarin een onderzoek door een deskundige van het DNA van de man en de minderjarige is bevolen, is ten aanzien van de kosten daarvan bepaald dat hangende de procedure het ten laste van ’s-Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek voorlopig aan de moeder in debet zal worden gesteld.
De moeder heeft aangegeven twijfel te hebben over het biologische vaderschap van [de minderjarige] . Ook heeft de moeder aangegeven dat haar inkomen beperkt is en zij zich niet de kosten van een DNA-onderzoek kan permitteren.
De man heeft aangegeven dat hij door middel van een DNA-onderzoek wenst te kunnen bewijzen dat hij de biologische vader van [de minderjarige] is.
De factuur van Verilabs, gedateerd 7 oktober 2024, bedraagt € 875,- inclusief BTW en inclusief de extra kosten voor extra afspraken voor DNA-afname betreffende zowel de man als de moeder.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in redelijkheid bepalen dat de kosten voor het DNA-onderzoek door de man en de moeder bij helfte worden gedragen.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over [de minderjarige] .
Wettelijk kader
Uit artikel 1:253c, lid 1 en lid 2 BW volgt dat de tot het gezag bevoegde ouder van een kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige moet worden geacht. Het verzoek van de vader om hem samen met de moeder met het gezag te belasten kan – in het geval de moeder zich tegen het verzoek van de vader verzet – volgens artikel 1:253c, lid 2, BW slechts worden afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder heeft uiteindelijk er ook mee ingestemd dat de man wordt belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] .
De rechtbank kan het verzoek tot gezamenlijk gezag pas in behandeling nemen en er een beslissen over nemen nadat de erkenning tot stand is gebracht. De man kan niet eerder dan drie maanden na deze beslissing de erkenning bij de gemeente laten registreren, omdat deze beslissing eerst in kracht van gewijsde dient te zijn gegaan. De rechtbank geeft de man dan ook een termijn van 5 maanden om de erkenning van [de minderjarige] door de man bij de gemeente te laten registreren. De rechtbank verzoekt de advocaat van de man om de akte van erkenning aan de rechtbank te sturen. Na ontvangst van de akte van erkenning zal het verzoek in behandeling worden genomen en de definitieve beslissing worden gegeven. De rechtbank zal de zaak in afwachting van de akte van erkenning pro forma aanhouden tot
1 augustus 2025. De rechtbank overweegt dat indien de man aan het hiervoor bepaalde niet voldoet de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan.
Omgang c.q. zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling/het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Inhoudelijke beoordeling
De man verzoekt te bepalen dat [de minderjarige] bij de man zal zijn zonder begeleiding iedere woensdagmiddag uit school en eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond. Ook verzoekt de man te bepalen dat [de minderjarige] op Kerstavond en Eerste Kerstdag bij de man verblijft en de rest van de vakantiedagen bij helfte worden verdeeld.
De moeder heeft ingestemd met het verzoek. Op de zitting hebben de advocaten aangegeven dat de omgang momenteel goed en onbegeleid verloopt. De rechtbank zal het verzoek van de man als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, ook omdat niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.

Beslissing

De rechtbank:
*
vernietigt de erkenning door:
[de juridische vader] , geboren op [geboortedatum 3] 2002 te [geboorteplaats 2] , Colombia,
van:
[de minderjarige] , op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
uit:
[de moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 2001 te [geboorteplaats 3] ,
*
verleent de man, [de man] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats 2] , Colombia, toestemming die de toestemming van de moeder, [de moeder] , geboren op [geboortedatum 4] 2001 te [geboorteplaats 3] , vervangt, tot erkenning van de minderjarige [de minderjarige] , op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
veroordeelt de man in de helft van de gemaakte kosten van het deskundigenonderzoek in die zin dat hij aan de griffier van deze rechtbank een bedrag van € 437,50, inclusief BTW, dient te voldoen voor ingevolge artikel 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorlopig in debet gestelde deskundigenkosten;
veroordeelt de moeder in de helft van de gemaakte kosten van het deskundigenonderzoek in die zin dat zij aan de griffier van deze rechtbank een bedrag van € 437,50, inclusief BTW, dient te voldoen voor ingevolge artikel 199 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorlopig in debet gestelde deskundigenkosten
bepaalt dat betaling aan de griffier dient te geschieden middels betaling van een door de man en de moeder te ontvangen factuur, afkomstig van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), binnen twee weken na ontvangst ervan;
*
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] , op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] , bij de man zal zijn, zonder begeleiding:
  • iedere woensdagmiddag uit school;
  • eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond;
  • op Kerstavond en Eerste Kerstdag;
  • de rest van de vakantiedagen bij helfte;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat het verzoek tot gezamenlijk gezag wordt aangehouden tot
1 augustus 2025 pro forma;
bepaalt dat de man vóór de genoemde pro forma datum de akte van erkenning aan de rechtbank doet toekomen;
bepaalt dat indien de man aan het hiervoor bepaalde niet geheel of gedeeltelijk voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2025.