ECLI:NL:RBDHA:2025:6052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
NL24.11449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 19 september 2022. De rechtbank stelt vast dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit met negen maanden heeft overschreden. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd, wat heeft geleid tot het indienen van het beroep door eiser. Op 17 april 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is. Tevens is het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond, omdat eiser geen gronden heeft ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank concludeert dat de minister geen bestuurlijke dwangsom hoeft te betalen, aangezien hij inmiddels heeft voldaan aan de verzoeken van eiser door alsnog te beslissen op de aanvraag. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 453,50, die de minister moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11449

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 19 september 2022. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. De minister moet in dit geval uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd. [3] De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [4] Eiser heeft de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. [5]
3. Op 17 april 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister inmiddels een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [6]
4. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [7] Eiser heeft geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom te betalen. [8] Daarnaast bestaat er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister inmiddels tegemoet gekomen is aan het verzoek van eiser en alsnog heeft beslist op zijn aanvraag.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [9]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 42, vierde lid, onder b, van de Vw.
4.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
5.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
6.Artikel 8:55d van de Awb.
7.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
9.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepsschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.