ECLI:NL:RBDHA:2025:6028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
C/09/679704 / JE RK 25-217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 28 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De beschikking betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, die momenteel in een gezinshuis verblijven. De ouders, de vader en de moeder, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om een veilige opvoedsituatie te bieden. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waaronder vermoedens van middelenmisbruik en huiselijk geweld, terwijl de vader momenteel geen eigen woning heeft. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, toegewezen. De kinderrechter benadrukt het belang van goede afspraken voor het contact tussen de ouders en de kinderen, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn verlengd tot 2 april 2026.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/679704 / JE RK 25-217
Datum uitspraak: 28 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 3],
hierna te noemen: de begeleider van de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 februari 2025.
1.2.
De kinderrechter heeft na een verzoek daartoe door de gecertificeerde instelling besloten de vader en de moeder gescheiden te horen. De gecertificeerde instelling is opgeroepen voor beide tijdstippen waarop de zitting plaats zou vinden.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025. Daarbij waren voor het eerste deel van de zitting aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader met zijn begeleider, [naam 3] .
Voor het tweede deel van de zitting zijn verschenen:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder via een telefonische verbinding.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 april 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 2 april 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 december 2024 een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 2 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen vanwege de problemen in het gezin, en de eerdere onrust en spanning in de opvoedsituatie. Zowel bij de vader als bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek. De problematiek van de moeder bestaat onder andere uit vermoedens van middelenmisbruik, financiële problemen, prostitutie, huiselijk geweld, en meldingen van overlast vanuit de buurt. Het afgelopen jaar is het de moeder niet gelukt om haar persoonlijke situatie te verbeteren en een veilige thuissituatie voor zichzelf en de kinderen te creëren, waardoor de kinderen niet bij de moeder kunnen wonen. Zij komt de afspraken met de hulpverlening en de gecertificeerde instelling niet na. Verder is zij recent in aanraking gekomen met de politie, onder andere vanwege een geweldsincident. De vader heeft op dit moment geen eigen woning, waardoor de kinderen niet bij hem kunnen wonen, en geeft zelf aan momenteel niet voor de kinderen te kunnen zorgen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen sinds juni 2024 in het gezinshuis en ontwikkelen zich hier naar omstandigheden goed. Zij gaan beiden naar het speciaal-basisonderwijs, beoefenen een sport en hebben vriendjes. Zij geven wel aan de vader en de moeder te missen. In juli 2024 zijn de bezoekmomenten stopgezet, omdat de vader en de moeder niet meer in contact waren met de jeugdbeschermer, en er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden tussen de vader en de moeder en haar nieuwe partner. Er heeft recent weer een begeleid bezoekmoment tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. De komende periode zullen belmomenten worden gepland, en zullen eens per maand begeleide bezoekmomenten plaatsvinden. Voordat het contact tussen de moeder en de kinderen weer opgestart kan worden, moet eerst een gesprek met de gecertificeerde instelling plaatsvinden, waarbij goede afspraken worden gemaakt ten aanzien van het contact met de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft twee weken geleden al een telefonisch gesprek met de moeder gehad om afspraken te maken, maar de moeder was verbaal agressief tijdens dit gesprek en heeft de verbinding verbroken.
3.3.
Tot slot is ter zitting naar voren gebracht dat het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgens de gecertificeerde instelling in het gezinshuis ligt. Het definitieve opvoedbesluit moet nog op schrift worden gesteld, maar de kinderen zijn al wel op de hoogte gesteld van dit standpunt. Het is van belang dat de kinderen duidelijkheid hebben over waar zij zullen opgroeien, zodat zij zich in rust kunnen ontwikkelen. De gecertificeerde instelling verwacht niet dat de vader en de moeder op termijn in staat zullen zijn de opvoeding en de verzorging van de kinderen weer te kunnen dragen. De vader en de moeder hebben echter nog steeds een rol in het leven van de kinderen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is noodzakelijk, omdat de vader en de moeder momenteel niet kunnen voorzien in een stabiele en veilige opvoedsituatie.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzochte. Hij heeft naar voren gebracht dat hij op dit moment niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. De vader probeert zijn leven op orde te krijgen en staat op de wachtlijst voor begeleid wonen. Hij heeft de kinderen op 17 maart 2025 voor het eerst sinds een aantal maanden weer gezien en dat heeft veel bij hem los gemaakt. Hij mist de kinderen erg en hij zou de kinderen graag twee keer per week telefonisch spreken en eens per maand fysiek bezoeken. Ook heeft hij verzocht deze bezoekmomenten meer bij hem in de buurt te plannen, omdat het hem veel geld en tijd kost om hiervoor naar Arnhem af te reizen. Verder heeft de vader aangegeven dat de boodschap dat de kinderen tot hun meerderjarigheid in het gezinshuis zullen verblijven bij hem erg hard is aangekomen. Daarnaast heeft de vader benadrukt dat hij het erg belangrijk vindt dat de kinderen samen geplaatst blijven, zodat zij steun kunnen vinden bij elkaar.
4.2.
De moeder is het eens met het verzochte. Zij heeft naar voren gebracht dat haar leven op dit moment erg hectisch is. Het is nog onzeker of zij haar woning kan behouden en de gezondheid van haar moeder is slecht, waardoor zij veel tijd met haar moeder spendeert. De moeder mist [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wel ontzettend. Zij zou de kinderen graag weer fysiek zien, en hoopt dat in ieder geval de belmomenten binnenkort weer zullen starten. De mededeling dat de kinderen tot hun meerderjarigheid in het gezinshuis zullen wonen, kwam voor de moeder onverwacht en hard aan, waardoor zij in het gesprek met de gecertificeerde instelling heftig heeft gereageerd. Verder heeft de moeder naar voren gebracht dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen bij elkaar blijven wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het gezinshuis positieve stappen maken in hun ontwikkeling, zijn de zorgen over hen nog steeds aanwezig. De kinderen hebben veel meegemaakt in de thuissituatie, die gekenmerkt werd door onrust en spanning. De afgelopen periode is bovendien gebleken dat er geen blijvende verbetering in de persoonlijke situatie van de vader en de moeder is gekomen, waardoor zij op dit moment niet in staat zijn zorg te dragen voor de opvoeding en verzorging van de kinderen. Het is wel heel belangrijk en fijn voor de kinderen dat zij hun vader en moeder kunnen spreken en zien. Daarvoor is noodzakelijk dat er goede afspraken worden gemaakt, om het welzijn en de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De kinderrechter drukt de moeder dan ook op het hart dat het van belang is dat zij gaat meewerken met de hulpverlening en dat zij afspraken maakt met de gecertificeerde instelling en deze afspraken ook nakomt. Gelet op het voorgaande is het van belang dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden voortgezet, zodat de kinderen zich positief kunnen blijven ontwikkelen vanuit een stabiele en veilige omgeving.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 2 april 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening tot 2 april 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 10 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.