Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling van het verzoek
Met ‘buitengerechtelijke schuldregeling’ in art. 349a lid 1 Fw wordt daarom niet gedoeld op een schuldeisersakkoord, maar op het minnelijke traject van schuldhulpverlening.” Echter, onvoldoende duidelijk is of daarbij in aanmerking is genomen dat schuldhulpverlening de hiervoor vermelde twee fasen omvat; een fase die is gericht op de (financiële) situatie van de schuldenaar en een fase waarin wordt geprobeerd met de schuldeisers tot een buitengerechtelijk schuldeisersakkoord te komen (schuldregeling). Door uit te gaan van het moment van ondertekening van een schuldhulpverleningsovereenkomst wordt onvoldoende onderkend dat een schuldhulpverleningstraject doorgaans uit deze fasen bestaat. Nu de Wsnp ziet op de totstandkoming van een minnelijk of gerechtelijke schuldregeling, ziet de rechtbank niet in waarom een ingangsdatum voor de toepassing van een wettelijke schuldsaneringsregeling gelegen kan zijn op een eerder moment dan het moment waarop de inventarisatiefase van de schuldhulpverleningstraject is voltooid door het vaststellen door de schuldhulpverlener van een Vtlb-berekening om de afloscapaciteit te bepalen.