Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling van het verzoek
Met ‘buitengerechtelijke schuldregeling’ in art. 349a lid 1 Fw wordt daarom niet gedoeld op een schuldeisersakkoord, maar op het minnelijke traject van schuldhulpverlening.”
Rechtbank Den Haag
Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende mevrouw [verzoekster], die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. Mevrouw [verzoekster] heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) en heeft tevens verzocht om de ingangsdatum van deze regeling op een eerdere datum te bepalen. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating tot de WSNP toegewezen, maar het verzoek om de ingangsdatum te vervroegen afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [verzoekster] aan de voorwaarden voor toelating tot de WSNP voldoet, waaronder de eis dat zij te goeder trouw was bij het ontstaan van haar schulden. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de afgelopen drie jaar en geconcludeerd dat mevrouw [verzoekster] de omstandigheden die hebben geleid tot haar schulden onder controle heeft gekregen. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de WSNP vastgesteld op 8 augustus 2024, de datum van de eerste aflossing in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft ook de verplichtingen beschreven waaraan mevrouw [verzoekster] tijdens de WSNP moet voldoen, zoals het niet aangaan van nieuwe schulden en het voldoen aan informatie- en afdrachtverplichtingen. De rechtbank heeft de termijn van de WSNP vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de ingangsdatum, en heeft de bewindvoerder en rechter-commissaris benoemd.