ECLI:NL:RBDHA:2025:5954
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening IOAW-uitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 april 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, die haar IOAW-uitkering per 1 december 2024 ingetrokken zag, verzocht om een voorlopige voorziening omdat zij het niet eens was met deze intrekking. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster heeft verklaard dat zij een erfenis heeft ontvangen en daardoor niet in acute financiële nood verkeert. De voorzieningenrechter benadrukt dat bij financiële geschillen, zoals deze, het spoedeisend belang niet snel aanwezig is, vooral als er geen onomkeerbare situatie dreigt.
Het procesverloop toont aan dat verzoekster bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 14 februari 2025, waarin haar uitkering werd ingetrokken. Tijdens de zitting op 31 maart 2025 waren zowel verzoekster als haar gemachtigde aanwezig, evenals de gemachtigde van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Delft. De voorzieningenrechter heeft de situatie van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de situatie van verzoekster zodanig spoedeisend is dat de beslissing op het bezwaarschrift niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is en er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.