ECLI:NL:RBDHA:2025:5942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
NL24.32734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inreisverbod en terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod en terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, die onbekende nationaliteit heeft en in 2001 is geboren, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens ernstige misdrijven, waaronder diefstal en bedreiging. De minister had op basis van deze veroordeling en het risico op recidive besloten om eiser een inreisverbod van tien jaar op te leggen, zonder hem een terugkeertermijn te geven. Eiser voerde aan dat hij geen actuele bedreiging voor de openbare orde vormde en dat het besluit niet in begrijpelijke taal aan hem was uitgelegd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn zienswijze te geven en dat de minister terecht had geconcludeerd dat eiser een actuele en ernstige bedreiging vormde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister het inreisverbod en terugkeerbesluit terecht had opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de openbare orde en de risico's van recidive in de beoordeling van dergelijke besluiten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32734
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: N. Schoonbrood).

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij is geboren op [geboortedatum] 2001. De nationaliteit van eiser is onbekend.
2. In het bestreden besluit is aan eiser een inreisverbod voor de duur van 10 jaar opgelegd en een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 0 dagen. Eiser wordt gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem.
3. In het bestreden besluit heeft de minister vastgesteld dat eiser is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden wegens insluiping, woningoverval en bedreiging met een mes. De minister merkt dit aan als een lange gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt. Er is sprake van een hoge kans op recidive en eiser heeft geen verantwoordelijkheid genomen of een verbeterd normbesef laten zien. Eiser heeft geen familie- of privéleven in Nederland en eiser heeft het gestelde verblijfsrecht in Spanje niet nader onderbouwd. Om die reden kan volgens de minister aan eiser een inreisverbod en een terugkeerbesluit worden opgelegd en hoeft aan eiser geen terugkeertermijn te worden gegund.
4. Eiser voert aan dat het voorgenomen besluit niet in een begrijpelijke taal aan hem is uitgelegd. In de zienswijze is aan de minister gevraagd om samen met een tolk bij eiser langs te gaan, zodat hij zelf zijn zienswijze nader kon toelichten; de minister heeft dit echter niet gedaan. Eiser acht dit in strijd met de zorgvuldigheid, temeer daar het om een zwaar inreisverbod gaat.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat eiser op 29 november 2023 met behulp van een tolk in de Marokkaanse taal is gehoord over het voorstel om hem een inreisverbod op te leggen. Bij brief van 13 mei 2024 heeft de minister eiser in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen op het voorstel om eiser een besluit tot signalering op te leggen. Bij brief van 26 mei 2024 heeft eiser via zijn gemachtigde een zienswijze ingediend, waarin ook is ingegaan op het inreisverbod en het terugkeerbesluit. De minister heeft vervolgens het bestreden besluit genomen, waarin de zienswijze van 26 mei 2024 is meegenomen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en gronden ingediend. De rechtbank stelt vast dat eiser uitgebreid de gelegenheid heeft gekregen zich uit te laten over de eventueel door verweerder te nemen besluiten over een inreisverbod, terugkeerbesluit en signalering. Uit de gang van zaken blijkt ook dat hij zich daarover ook heeft uitgelaten en daartegen is opgekomen. Zelfs als eiser het besluit in begrijpelijke taal had moeten krijgen, is de rechtbank onder deze omstandigheden van oordeel dat is gesteld noch gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. De rechtbank ziet geen enkele wettelijke grondslag voor het betoog van eiser dat verweerder hem had moeten bezoeken met een tolk, zodat eiser een nadere toelichting kon geven op de zienswijze van zijn advocaat. Het betoog faalt dan ook.
6. Eiser voert aan dat hij geen actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang voor de samenleving vormt. Hij is slechts veroordeeld voor één misdrijf en dat rechtvaardigt volgens eiser niet dat hij daardoor al wordt beschouwd als een gevaar voor de openbare orde. Ook moet rekening worden gehouden met het tijdsverloop na het plegen van het misdrijf en de persoonlijke gedragingen van eiser.
7. Eiser is bij vonnis van 9 november 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor diefstal gevolgd door geweld, bedreiging, inbraak in een woning en poging tot inbraak. Eiser is ’s nachts samen met iemand anders een studentenpand binnengegaan door via een raam naar binnen te klimmen. Nadat eiser werd betrapt, is hij gevlucht waarbij hij een aantal spullen van de bewoners heeft meegenomen en eiser heeft daarbij twee bewoners die hem achtervolgden bedreigd door met een naar voren gehouden mes op hen af te lopen. De minister heeft dit aangemerkt als een ernstig misdrijf waarmee eiser een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dit acht de minister bijzonder ernstig omdat het om een woning gaat, waar bewoners zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Daarnaast zorgen dergelijke misdrijven ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Het feit dat eiser gebruik heeft gemaakt van een wapen, versterkt volgens de minister de ernst van het misdrijf.
8. De rechtbank stelt vast dat uit het vonnis van 9 november 2023 blijkt dat de reclassering het risico op herhaling op hoog heeft ingeschat en geen mogelijkheden ziet voor interventies om herhaling te voorkomen. Eiser heeft hier tegenover geen feiten of omstandigheden gesteld die ertoe kunnen leiden dat dit risico op dit moment anders zou moeten worden ingeschat. Het tijdsverloop sinds het plegen van het misdrijf geeft hiervoor evenmin aanleiding, nu eiser ook geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit zou kunnen blijken dat er sprake is van een gedragsverandering. Het enkele tijdsverloop op zich is onvoldoende. Op grond hiervan, en gelet op de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, is de rechtbank van oordeel dat de minister heeft mogen aannemen dat eiser nog steeds een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang voor de samenleving vormt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Nu de rechtbank van oordeel is dat de minister heeft mogen aannemen dat eiser nog steeds een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang voor de samenleving vormt, mocht de minister aan eiser een vertrektermijn onthouden. Het betoog van eiser dat hem een termijn voor vrijwillig vertrek had moeten worden gegeven, faalt dan ook.
10. Eiser voert aan dat de minister van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien of anders op zijn minst de duur van het inreisverbod had moeten verkorten, omdat dit voor hem onevenredig bezwarend is. Een groot deel van zijn familie woont in de Europese Unie en hij is in het bezit van een verblijfstitel in Spanje.
11. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de minister zich op het standpunt stellen dat eiser heeft verklaard dat hij geen contact heeft met zijn familie in Nederland en niet heeft aangetoond dat hij familie in de EU heeft waarmee hij een dusdanig sterke band heeft dat van een inreisverbod moet worden afgezien. Blijkens het proces-verbaal van gehoor van 29 november 2023 heeft eiser namelijk verklaard dat hij familie heeft in Nederland, maar geen contact met hen heeft. Daarnaast stelt eiser dat hij een verblijfsrecht in Spanje heeft, maar uit navraag bij de Spaanse autoriteiten is daarvan niet gebleken. De motivering en de daaraan ten grondslag gelegde feiten van de minister zijn daarmee voldoende om duidelijk te maken waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden hem geen aanleiding hebben gegeven om van het opleggen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Het had op de weg van eiser gelegen om zijn standpunten nader (met documenten) te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Voor zover eiser in beroep ook heeft willen opkomen tegen de signalering in het Executie en Signalering-systeem en het Schengeninformatiesysteem stelt de rechtbank vast dat hiertegen geen afzonderlijke gronden zijn gericht. De rechtbank zal dit onderdeel van het bestreden besluit dan ook verder buiten bespreking laten.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
04 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: