In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Nigeriaanse man die stelt homoseksueel te zijn, behandeld. Eiser heeft op 28 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Minister van Asiel en Migratie op 22 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 26 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen, en de rechtbank heeft in die eerdere procedure geoordeeld dat eiser zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank wijst op tegenstrijdige verklaringen van eiser en het gebrek aan concreet bewijs voor zijn seksuele geaardheid. Eiser heeft documenten overgelegd, zoals een krantenartikel en foto’s van littekens, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om zijn claims te onderbouwen.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de overgelegde documenten niet de gewenste bewijskracht hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.