ECLI:NL:RBDHA:2025:5879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
SGR 24/3927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor individuele studietoeslag (IST) op grond van de Participatiewet (Pw) behandeld. Eiser, die bekend is met dyslexie, had op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor IST, maar deze werd op 8 mei 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden afgewezen. Het college baseerde zijn beslissing op een medisch advies van [instelling], waarin werd gesteld dat eiser in staat was om naast zijn studie te werken. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en voerde aan dat het college een onjuist criterium had gehanteerd bij de beoordeling van zijn aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat het college zich niet had mogen baseren op het medisch advies, omdat dit advies niet de juiste toetsingscriteria hanteerde. De rechtbank concludeert dat het college had moeten onderzoeken of eiser in staat was om een eigen inkomen te verwerven naast zijn voltijd studie, zonder dat dit ten koste ging van de tijd die nodig is om zijn studie succesvol af te ronden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij zij bepaalt dat het college aan eiser over de periode van 1 april 2022 tot 1 april 2024 IST moet verstrekken. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor studietoeslag, vooral in gevallen waar medische beperkingen een rol spelen. De rechtbank stelt dat het college bij de beoordeling van dergelijke aanvragen een onafhankelijk medisch advies moet inwinnen dat voldoet aan de wettelijke criteria.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3927

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders gemeente Leiden, het college

(gemachtigde: O.J. Massalova).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor individuele studietoeslag (IST) op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college bij de beoordeling van de aanvraag een onjuist criterium heeft gehanteerd door slechts te (laten) onderzoeken of eiser in verband met zijn structurele medische beperking naast zijn studie kán werken
.Het college had moeten (laten) onderzoeken of eiser in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om die studie met succes af te ronden. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor IST. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 8 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 april 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [naam] , en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is bekend met dyslexie en studeert. Op 21 maart 2023 heeft hij IST op grond van artikel 36b van de Pw aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college [instelling] om een medisch advies gevraagd. Op 1 mei 2023 heeft een arts van [instelling] advies gegeven naar aanleiding van de volgende vragen: 1. Is er sprake van een ziekte of gebreken die leiden tot structurele functionele beperkingen van lichamelijk, verstandelijke of psychische aard? 2. Zo ja, hoe zijn de mogelijkheden om arbeid te verrichten en voor hoeveel uren per dag/per week? De arts heeft in het rapport onder het kopje medische anamnese onder meer geschreven dat de aangegeven problematiek objectiveerbaar is bij onderzoek. De arts heeft een dagverhaal van eiser beschreven. Hij heeft geconcludeerd dat in eisers geval geen sprake is van een medische indicatie voor IST. Volgens de arts zijn de beperkingen van eiser niet van die mate dat hij naast zijn studie geen inkomsten kan verwerven. In bezwaar heeft een stafarts van [instelling] , aldus een accountmanager van [instelling] , verklaard dat de aandoening van eiser medisch gezien niet relevant is voor zijn belastbaarheid en geen reden is om niet te kunnen werken naast zijn studie.
3.1.
Met het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft het college de aanvraag van eiser om studietoeslag afgewezen. Het college verwijst daarbij naar het medisch advies van [instelling] .
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich in de kern op het standpunt dat het college zich niet mocht baseren op het medisch advies van [instelling] , omdat dit onjuistheden bevat. Zo klopt het in het advies weergegeven dagverhaal niet. Door zijn dyslexie leest eiser gemiddeld drie keer zo langzaam als gemiddeld. Zijn studie bestaat voor 28 uur uit zelfstudie in de vorm van lezen, zodat hij een studieweek van ongeveer 96 uur heeft. Dit is voor eiser niet te doen, waardoor hij studievertraging heeft opgelopen en het voor hem niet mogelijk is om daarnaast te werken. Volgens eiser heeft het college ten onrechte niet onderzocht of hij naast zijn studie kan werken zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om die studie met succes af te ronden
Wat is het beoordelingskader?
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat oordeelt de rechtbank?
6. In de Nota van Wijziging [1] bij artikel 36b van de Pw staat dat het college voor de beoordeling van een aanvraag om IST in de meeste gevallen om een onafhankelijk medisch advies dient te vragen. Het genoemde advies heeft volgens de Staatssecretaris in de Nota van Wijziging betrekking op de vraag of de belanghebbende – binnen de door de wet en het college gegeven kaders – in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.
6.1.
Uit het medisch advies van [instelling] en de nadere toelichting in bezwaar blijkt dat de arts van [instelling] slechts heeft onderzocht of de medische beperking van eiser gevolgen heeft voor zijn belastbaarheid om naast zijn studie inkomen te verwerven. Niet is onderzocht of eiser in staat is naast zijn voltijdsstudie eigen inkomen te verwerven, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden, zoals beschreven in de Nota van Wijziging. Het college heeft dit ter zitting bevestigd. Dit is ook niet gevraagd aan [instelling] .
6.2.
Dit betekent dat aan het medisch advies een onjuist toetsingscriterium ten grondslag is gelegd, zodat het college zich hier in het bestreden besluit niet op mocht baseren. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met het motiveringsbeginsel [2] en zorgvuldigheidsbeginsel [3] . De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Vervolgens is de vraag aan de orde welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven. Omdat het college ter zitting heeft verklaard dat er in geval van vernietiging geen beletselen zijn om aan eiser over twee jaar IST te verstrekken, waar eiser zich in kon vinden, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak voorzien. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat het college aan eiser over de periode van 1 april 2022 tot 1 april 2024 IST verstrekt.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld op de door eiser gemaakte reiskosten van € 8,80 voor het bijwonen van de zitting.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 5 april 2024;
- herroept het primaire besluit van 8 mei 2023;
- bepaalt dat het college over de periode van 1 april 2022 tot 1 april 2024 aan eiser individuele studietoeslag verstrekt en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 8,80 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 36b
In aanvulling op artikel 7 verstrekt het college op aanvraag van een belanghebbende die als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven, een studietoeslag waarvan de minimale hoogte, die voor naar leeftijd te onderscheiden categorieën belanghebbenden verschillend kan zijn, bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
Bij de beoordeling of recht bestaat op de studietoeslag vraagt het college een geneeskundig advies, tenzij zonder dit advies vastgesteld kan worden dat recht bestaat op de studietoeslag.
De aanvraag kan worden gedaan door een belanghebbende die:
a. studiefinanciering ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering 2000, niet zijnde het levenlanglerenkrediet, of een tegemoetkoming krijgt op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; en
b. geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
(…)
Beleidsregels Studietoeslag gemeente Leiden 2022
Artikel 2. Structurele medische beperking
Structurele medische beperking: een fysieke en/of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende naast de studie.
Structureel: als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat belanghebbende wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.
Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:
 mantelzorg;
 een gebroken been;
 kortdurende beperkingen;
 beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken.
Artikel 3. Voorwaarden
1. Er bestaat recht op studietoeslag als belanghebbende:
a. als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te verwerven;
b. studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF of een tegemoetkoming krijgt op grond van de WTOS. Het levenlanglerenkrediet van de WSF valt niet hieronder;
c. geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wajong.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 5, p. 6.
2.Van artikel 7:12, eerste lid, Awb.
3.Van artikel 3:2 Awb.