3.4.2.Start onderzoek
Het onderzoek is gestart nadat twee medewerkers van de gemeente Den Haag, collega’s van [verdachte] , een factuur van [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) van € 72.585,48 niet vertrouwden omdat het bedrijf hen niet bekend was. De factuur werd als verdacht aangemerkt, terwijl [verdachte] via e-mails en een tweede versie van de factuur bleef aandringen dat deze in orde was. Na een zoekslag in de administratieve geschiedenis van de gemeente zijn behalve van [bedrijfsnaam 2] ook facturen van de bedrijven [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), [bedrijfsnaam 4] B.V (hierna: [bedrijfsnaam 4] ) en [bedrijfsnaam 10] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 10] ) als verdacht aangemerkt. De afdeling Internal Audit van de gemeente is ingeschakeld en uit onderzoek bleek dat de gemeente Den Haag in de voorbije jaren een zeer groot bedrag, meer dan anderhalf miljoen euro, aan deze bedrijven had overgemaakt. Uit het onderzoek bleek ook dat zestien van deze facturen door [verdachte] gefiatteerd waren, waar hij vanuit zijn functie als controller geen mandaat voor had, dat [verdachte] voorts op 22 facturen een opschrift met ‘akkoord’ en zijn handtekening had gezet en dat hij ook 17 keer – per email – verzocht had om facturen met spoed goed te keuren. De facturen schoten ook tekort in de omschrijving van werkzaamheden en waren zelden van een inkooporder voorzien. Dat laatste was wel de voorgeschreven werkwijze bij facturen van grote omvang. Al deze facturen en e-mails zijn opgenomen in de bijlage met de bewijsmiddelen.
Vervolgonderzoek door Bureau Hoffmann
De gemeente Den Haag heeft vervolgens Hoffmann bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann)
ingeschakeld voor verder onderzoek en uit dit onderzoek bleek dat [verdachte] ook
(te) vergaande betrokkenheid had bij het betalen van facturen van acht andere bedrijven, te
weten:
- [bedrijfsnaam 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] );
- [bedrijfsnaam 12] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 12] );
- [bedrijfsnaam 5] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 5] );
- [bedrijfsnaam 6] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 6] );
- [bedrijfsnaam 9] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 9] );
- [bedrijfsnaam 7] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 7] );
- [bedrijfsnaam 8] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 8] );
- [bedrijfsnaam 11] B.V (hierna: [bedrijfsnaam 11] ).
Hoffmann is tot de conclusie gekomen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere integriteitsschendingen en dat de gemeente door actieve betrokkenheid van [verdachte] een totaalbedrag van € 1.778.363,33 aan valse facturen heeft betaald. Deze facturen voldeden grotendeels niet aan de interne vereisten van de gemeente, aangezien er geen inkooporders voor waren, geen prestatieverklaringen en geen duidelijke omschrijvingen van de verrichte werkzaamheden (of een combinatie daarvan). Ook is gebleken dat [verdachte] telkens op de een of andere manier betrokken was bij het goedkeuren van deze facturen terwijl hij die bevoegdheid uit hoofde van zijn functie helemaal niet had. Dat deed hij door de facturen zelf te fiatteren met gebruikmaking van de zogenaamde ‘vakantieknop’ (naar de rechtbank begrijpt: een mogelijkheid in het interne systeem om tijdelijk bevoegdheden aan collega’s over te dragen) waardoor hij deze bevoegdheid tijdelijk overnam van een collega die met vakantie was. Ook deed hij dit door e-mails te sturen waarin hij benadrukte dat er haast geboden was, dat werkzaamheden al verricht waren, en tenslotte deed hij dit door zijn handtekening op facturen te zetten, waarmee de indruk werd gewekt dat de factuur ‘in orde’ was.
Uit niets blijkt dat er enige prestatie is verricht door de betrokken bedrijven. Een korte digitale zoekslag van de politie heeft verder uitgewezen dat, met uitzondering van [bedrijfsnaam 1] , géén van deze bedrijven een eigen website heeft. Verder is gebleken dat [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] en [bedrijfsnaam 8] alle gevestigd zijn op het (voormalige) buuradres van [verdachte] , te weten [adres 2] , het adres van de verdachte [medeverdachte 2] .
De Rijksrecherche heeft voorts uitvoerig onderzoek gedaan naar de geldstromen van de gemeente naar deze bedrijven. De Rijksrecherche concludeert dat in totaal € 1.802.561,63 is overgemaakt naar de twaalf bedrijven.
[verdachte] heeft ten overstaan van de rechtbank op 5 en 6 maart 2025 een volledig bekennende verklaring afgelegd, waarbij hij verklaard heeft dat alle bevindingen in het dossier omtrent zijn bemoeienis bij het goedkeuren en betalen van facturen juist zijn en dat voor geen van deze betalingen ook daadwerkelijk een prestatie verricht is.
[bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
[bedrijfsnaam 1] is van de twaalf betrokken bedrijven het enige bedrijf met een geschiedenis van werkzaamheden en is eigendom van de verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft bij de politie direct een bekennende verklaring afgelegd en heeft verklaard dat [verdachte] hem benaderd heeft om zijn bedrijf beschikbaar te stellen zodat daar geld naar kon worden overgemaakt vanuit de gemeente Den Haag, zonder dat [bedrijfsnaam 1] daar werkzaamheden voor hoefde te doen. Na verloop van tijd wilde [medeverdachte 1] – naar eigen zeggen – niet dat zijn eigen bedrijf daar telkens mee besmeurd zou worden, dus heeft hij de holding van [bedrijfsnaam 1] , te weten [bedrijfsnaam 2] , beschikbaar gesteld voor hetzelfde doel. [verdachte] (ter terechtzitting) en [medeverdachte 1] (bij de politie) hebben dus beiden een bekennende verklaring afgelegd omtrent het oplichten van de gemeente Den Haag.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [verdachte] [bedrijfsnaam 2] heeft opgevoerd als leverancier en dat twee (valse) inkooporders op naam van [bedrijfsnaam 2] zijn opgemaakt. De hiervoor genoemde bevindingen van Hoffmann en het Internal Audit-onderzoek worden ondersteund door de grote hoeveelheid e-mails en opschriften/handtekeningen van [verdachte] , die aan de bewijsmiddelen zijn toegevoegd, waarin [verdachte] aandringt op goedkeuring en betaling van de facturen en schrijft dat de werkzaamheden verricht zijn en er haast geboden is.
Uit het financieel onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat zodra de gelden door de gemeente Den Haag waren overgemaakt naar [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , grote delen ervan telkens direct contant werden opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen contant werden gestort of overgeboekt op (de) rekening(en) van [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] en hij het geld verdeelden volgens een vaste verdeling van 35% voor [medeverdachte 1] en 65% voor [verdachte] .
De rechtbank oordeelt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ook samen schuldig zijn aan het opmaken van de facturen. Dit blijkt uit e-mailcontact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarin zij bespreken wat er op een factuur moet staan en welke informatie nodig is. Verder volgt dit uit de specifieke informatie over de gemeente en de bedrijven die op de facturen staat. Aan die informatie zullen zij beiden moeten hebben bijgedragen. Van een factuur van [bedrijfsnaam 10] is bovendien vastgesteld dat [verdachte] de ‘author’ is in Microsoft Word. [verdachte] heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard overleg te hebben gehad met [medeverdachte 1] over de inhoud van de facturen.
De conclusie ten aanzien van de facturen van deze bedrijven en de betalingen daarnaartoe luidt dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander, de gemeente Den Haag heeft opgelicht door via deze bedrijven zichzelf en anderen financieel te bevoordelen. Dat deed hij door die bedrijven als leverancier aan te laten maken, valse facturen op te maken en zich op vergaande wijze, buiten zijn mandaat, te bemoeien met het goedkeuren van de facturen. Aan [bedrijfsnaam 1] (€ 234.774,74) en [bedrijfsnaam 2] (€ 507.132,78) is op deze wijze in totaal, aldus de Rijksrecherche, € 741.907,52 betaald door de gemeente Den Haag.
De rechtbank komt in haar vonnis van heden in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] tot de conclusie dat het benadelingsbedrag lager uitvalt, nu van enkele facturen (zeven facturen van [bedrijfsnaam 1] voor een bedrag van in totaal € 25.907,20) niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat ze vals zijn en/of dat met betrekking tot die facturen daadwerkelijk geen prestatie is geleverd. De rechtbank zal met deze vaststelling in het voordeel van de verdachte ook in deze zaak rekening houden. Dat betekent dat het benadelingsbedrag ter zake van [bedrijfsnaam 1] lager uitvalt, te weten € 208.867,54 (feit 1), alsook dat de verdachte van het medeplegen van het valselijk opmaken van enkele facturen (feit 2) zal worden vrijgesproken.
De tussenconclusie luidt dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte] zich met gebruikmaking van de bedrijven [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente Den Haag voor een bedrag van
€ 716.000,32en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door het opmaken en gebruiken van 16 facturen op naam van [bedrijfsnaam 1] en 28 facturen op naam van [bedrijfsnaam 2] .
[bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 10]
De genoemde bedrijven staan blijkens de uittreksels van de Kamer van Koophandel (KVK) alle geregistreerd op het adres [adres 2] , het buuradres van [verdachte] ( [adres 3] ). Op dit adres staat [medeverdachte 2] ingeschreven en hij is blijkens informatie uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel eigenaar van [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] en [bedrijfsnaam 8] . Uit de e-mails in de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] de bedrijven [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] en [bedrijfsnaam 9] heeft laten opvoeren als leverancier. Ook hier is hij veelvuldig betrokken bij het goedkeuren van de facturen door te mailen, handtekeningen op facturen te schrijven, “akkoord” erop te schrijven en te benadrukken dat haast geboden is bij de betaling en dat er daadwerkelijk werkzaamheden verricht zijn. Geen van de genoemde bedrijven heeft een website. Zoals eerder overwogen, heeft [verdachte] ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat deze bedrijven zijn gebruikt om de gemeente Den Haag op te lichten. Uit onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat de gemeente Den Haag € 48.400,- naar [bedrijfsnaam 3] , € 208.500,- naar [bedrijfsnaam 4] , € 159.165,82 naar [bedrijfsnaam 5] , € 112.268,60 naar [bedrijfsnaam 6] , € 77.127,82 naar [bedrijfsnaam 7] , € 73.144,50 naar [bedrijfsnaam 8] , € 98.010,- naar [bedrijfsnaam 9] en € 173.499,96 naar [bedrijfsnaam 10] heeft overgemaakt. In totaal gaat het dan om een bedrag van
€ 950.116,70.
Uit het financieel onderzoek blijkt dat zodra de gelden door de gemeente Den Haag waren overgemaakt naar [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] en [bedrijfsnaam 10] , grote delen ervan telkens direct contant werden opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen werden overgeboekt naar bankrekeningen van [verdachte] of contant daarop werden gestort.
Ook omtrent deze facturen en betalingen heeft [verdachte] ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, inhoudende dat de bevindingen uit het dossier kloppen en de gemeente (mede) door hem is bewogen deze gelden af te geven zonder dat daar enige prestatie tegenover stond.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander, de
bedrijven [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9]
en [bedrijfsnaam 10] heeft gebruikt om de gemeente Den Haag op te lichten voor een bedrag
van
€ 950.116,70.
[bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 12]
Naar [bedrijfsnaam 11] is € 51.247,41 overgemaakt door de gemeente Den Haag. [naam 1] is directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 11] en hij heeft verklaard dat hij op de voetbalvereniging in contact is gekomen met [verdachte] , die hem vertelde dat hij werk voor hem had, als hij, [naam 1] , de gegevens van zijn aannemersbedrijf beschikbaar kon stellen. Vervolgens zijn er gelden van de gemeente Den Haag naar [bedrijfsnaam 11] overgemaakt. Uit onderzoek van de Rijksrecherche blijkt ook dat deze bedragen telkens direct werden opgenomen of overgemaakt naar andere rekeningnummers, onder meer op naam van [verdachte] . Verder heeft [verdachte] [bedrijfsnaam 11] laten opvoeren als leverancier van de gemeente.
Naar [bedrijfsnaam 12] is € 59.290,- overgemaakt door de gemeente Den Haag. [naam 2] is enig directeur en aandeelhouder van [bedrijfsnaam 12] . Zodra de gelden door de gemeente Den Haag overgemaakt zijn, blijkt dat een groot deel ervan direct contant wordt opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen contant worden gestort op rekeningen van [verdachte] .
Ook hier heeft [verdachte] uiteindelijk bekend dat hij de gemeente Den Haag met behulp van deze twee bedrijven heeft opgelicht voor deze geldbedragen.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, de gemeente Den Haag heeft opgelicht voor respectievelijk
€ 51.247,41en
€ 59.290,- door de gemeente te bewegen tot de afgifte van deze bedragen aan respectievelijk [bedrijfsnaam 11] / [naam 1] en [bedrijfsnaam 12] / [naam 2] .
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente Den Haag door de gemeente Den Haag door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels te bewegen tot de afgifte van in totaal
€ 1.776.654,43.
Mede gelet op hetgeen is overwogen over de opmaak van de facturen van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt valsheid in geschrifte door de facturen uit naam van al deze bedrijven op te maken en te gebruiken. Op de facturen staat dusdanig specifieke informatie over de gemeente dat deze op zijn minst met zijn concrete informatie en feitelijke inbreng moeten zijn opgesteld. Ook heeft [verdachte] op de terechtzitting verklaard dat hij heeft overlegd met [medeverdachte 1] over de inhoud van de facturen. Verder verklaren andere betrokkenen, zoals [naam 3] en [naam 1] , dat het [verdachte] was die de facturen bestemd voor de gemeente Den Haag, opstelde. De facturen zijn opgenomen in de bewijsmiddelen. Behalve bij [bedrijfsnaam 1] verklaart de rechtbank telkens het ten laste gelegde aantal facturen bewezen. Bij [bedrijfsnaam 1] komt de rechtbank, zoals eerder overwogen, tot bewezenverklaring van 16 valse facturen.