ECLI:NL:RBDHA:2025:5842

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
09/767104-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting van de gemeente Den Haag door een gemeenteambtenaar en twee mededaders

Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteambtenaar en zijn mededaders, die zich schuldig hebben gemaakt aan oplichting van de gemeente Den Haag. Gedurende een periode van zes jaar hebben zij tientallen valse facturen en geschriften gebruikt om onterecht geldbedragen van de gemeente te verkrijgen. De verdachte, geboren in 1972 in Suriname, heeft samen met anderen valse bedrijven opgericht en bestaande bedrijven misbruikt om als leveranciers van de gemeente op te treden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in totaal bijna 1,8 miljoen euro heeft betaald aan deze bedrijven, terwijl er geen daadwerkelijke prestaties zijn geleverd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en ontzetting van het recht om een publiek ambt te bekleden voor vijf jaar. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het overschrijden van de redelijke termijn. De zaak is een voorbeeld van ernstige integriteitsschending door een ambtenaar, die het vertrouwen in de overheid heeft geschaad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767104-20
Datum uitspraak: 10 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (Suriname),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 5 en 6 maart 2025 (inhoudelijke behandeling) en 3 april 2025 (sluiten onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S.J. Römer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2013 tot en met 5
december 2019, te Den Haag, althans in Nederland te zamen en in vereniging met anderen,
althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels (medewerkers van) de gemeente Den Haag heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten een of meer geldbedragen (in totaal € 1.791802.561,63) van:
- in totaal € 223.774,74 ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] B.V. en/of
- in totaal € 507.132,78 ten behoeve van [bedrijfsnaam 2] en/of
- in totaal € 48.400 ten behoeve van [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of
- in totaal € 208.500 ten behoeve van [bedrijfsnaam 4] B.V. en/of
- in totaal € 159.165,82 ten behoeve van [bedrijfsnaam 5] B.V. en/of
- in totaal € 112.268,60 ten behoeve van [bedrijfsnaam 6] B.V. en/of
- in totaal € 77.127,82 ten behoeve van [bedrijfsnaam 7] B.V. en/of
- in totaal € 73.144,50 ten behoeve van [bedrijfsnaam 8] B.V. en/of
- in totaal € 98.010,00 ten behoeve van [bedrijfsnaam 9] B.V. en/of
- in totaal € 173.499,96 ten behoeve van [bedrijfsnaam 10] B.V. en/of
- in totaal € 51.247,41 ten behoeve van [bedrijfsnaam 11] B.V. en/of
- in totaal € 59.290,00 ten behoeve van [bedrijfsnaam 12] B.V.,
hebbende verdachte en/of zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- bedrijven opgericht en/of ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en/of reeds bestaande bedrijven gebruikt en/of
- die bedrijven als nieuwe leverancier van de gemeente Den Haag opgevoerd en/of
- op naam van die bedrijven valse inkooporders opgemaakt wetende dat de vermelde
werkzaamheden niet waren verricht en/of zouden worden verricht en/of
- valse facturen opgemaakt wetende dat de op de facturen vermelde werkzaamheden niet verricht waren of zouden worden en/of
- die facturen laten inboeken en/of
- op die facturen vermeld dat deze waren gecontroleerd en goedgekeurd en/of
- die facturen ingediend en/of
- ( hierbij) aangegeven dat de facturen op korte termijn betaald moesten worden en/of
- die facturen ingediend in een vakantieperiode (waarin waardoor er verminderd toezicht op de facturen was), waardoor (medewerkers van) de gemeente Den Haag (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte, al dan niet terwijl verdachte bij het begaan van deze feiten (telkens) gebruik maakte van macht en/of gelegenheid en/of middelen hem door zijn ambt geschonken;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 november 2013 tot en met 23 december 2019, te Den Haag, althans in Nederland te zamen en in vereniging met anderen, althans alleen, (telkens) geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, hebbende verdachte en/of zijn mededaders
- 23 facturen op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. en/of
- 28 facturen op naam van [bedrijfsnaam 2] en/of
- 1 factuur op naam van [bedrijfsnaam 3] B.V. en/of
- 6 facturen op naam van [bedrijfsnaam 4] B.V. en/of
- 6 facturen op naam van [bedrijfsnaam 5] B.V. en/of
- 13 facturen op naam van [bedrijfsnaam 6] B.V. en/of
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 7] B.V. en/of
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 8] B.V. en/of
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 9] B.V. en/of
- 3 facturen op naam van [bedrijfsnaam 10] B.V. en/of
- 3 facturen op naam van [bedrijfsnaam 11] B.V. en/of
- 1 factuur op naam van [bedrijfsnaam 12] B.V.,
opgemaakt en op deze facturen werkzaamheden vermeld welke in werkelijkheid niet waren
verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde/een vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en) als ware deze echt en onvervalst, al dan niet terwijl verdachte bij het begaan van deze feiten (telkens) gebruik maakte van macht en/of gelegenheid en/of middelen hem door zijn ambt geschonken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Inleiding
Onderzoek Arras betreft een grootschalig onderzoek van de Rijksrecherche naar oplichting van de gemeente Den Haag, valsheid in geschrift en witwassen in de periode van 2013 tot en met 2019, door de verdachten [verdachte] (hierna: [verdachte] ), [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). Uit het onderzoek zijn kort gezegd de volgende verdenkingen naar voren gekomen.
[verdachte] zou vanuit zijn functie als business controller bij de gemeente Den Haag misbruik hebben gemaakt van de bevoegdheden die hem uit gronde van zijn functie toekomen, maar hij zou ook de bevoegdheden van zijn functie ver te buiten zijn gegaan. Hij zou er al met al voor hebben gezorgd dat de gemeente Den Haag bijna 1,8 miljoen euro aan facturen heeft betaald aan twaalf bedrijven, wetende dat die bedrijven daarvoor geen enkele prestatie zouden leveren. Het gaat daarbij telkens om bedrijven die zich voordeden als bouwbedrijven, met namen als ‘ [bedrijfsnaam 6] ’, ‘ [bedrijfsnaam 8] ’, ‘ [bedrijfsnaam 4] ’, ‘ [bedrijfsnaam 5] ’ en ‘ [bedrijfsnaam 8] ’. De facturen waren vrijwel steevast gericht aan de Dienst Stadsbeheer (DSB) van de gemeente. Twee van deze bedrijven zouden op naam staan van [medeverdachte 1] . Acht bedrijven zouden ofwel op naam staan van [medeverdachte 2] , dan wel zou hij daarover de feitelijke heerschappij hebben. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn om die reden eveneens als verdachten aangemerkt. Na betaling van de facturen door de gemeente zou het geld telkens verdeeld worden onder de betrokkenen. [medeverdachte 3] is de echtgenote van [verdachte] . Zij is als verdachte van witwassen aangemerkt omdat een deel van de gelden die [verdachte] uit misdrijf zou hebben verworven, op bankrekeningen zou zijn gestort waarvan zij (mede)rekeninghouder is.
3.4.2.
Start onderzoek
Het onderzoek is gestart nadat twee medewerkers van de gemeente Den Haag, collega’s van [verdachte] , een factuur van [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) van € 72.585,48 niet vertrouwden omdat het bedrijf hen niet bekend was. De factuur werd als verdacht aangemerkt, terwijl [verdachte] via e-mails en een tweede versie van de factuur bleef aandringen dat deze in orde was. Na een zoekslag in de administratieve geschiedenis van de gemeente zijn behalve van [bedrijfsnaam 2] ook facturen van de bedrijven [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ), [bedrijfsnaam 4] B.V (hierna: [bedrijfsnaam 4] ) en [bedrijfsnaam 10] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 10] ) als verdacht aangemerkt. De afdeling Internal Audit van de gemeente is ingeschakeld en uit onderzoek bleek dat de gemeente Den Haag in de voorbije jaren een zeer groot bedrag, meer dan anderhalf miljoen euro, aan deze bedrijven had overgemaakt. Uit het onderzoek bleek ook dat zestien van deze facturen door [verdachte] gefiatteerd waren, waar hij vanuit zijn functie als controller geen mandaat voor had, dat [verdachte] voorts op 22 facturen een opschrift met ‘akkoord’ en zijn handtekening had gezet en dat hij ook 17 keer – per email – verzocht had om facturen met spoed goed te keuren. De facturen schoten ook tekort in de omschrijving van werkzaamheden en waren zelden van een inkooporder voorzien. Dat laatste was wel de voorgeschreven werkwijze bij facturen van grote omvang. Al deze facturen en e-mails zijn opgenomen in de bijlage met de bewijsmiddelen.
Vervolgonderzoek door Bureau Hoffmann
De gemeente Den Haag heeft vervolgens Hoffmann bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann)
ingeschakeld voor verder onderzoek en uit dit onderzoek bleek dat [verdachte] ook
(te) vergaande betrokkenheid had bij het betalen van facturen van acht andere bedrijven, te
weten:
- [bedrijfsnaam 3] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 3] );
- [bedrijfsnaam 12] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 12] );
- [bedrijfsnaam 5] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 5] );
- [bedrijfsnaam 6] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 6] );
- [bedrijfsnaam 9] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 9] );
- [bedrijfsnaam 7] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 7] );
- [bedrijfsnaam 8] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 8] );
- [bedrijfsnaam 11] B.V (hierna: [bedrijfsnaam 11] ).
Hoffmann is tot de conclusie gekomen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere integriteitsschendingen en dat de gemeente door actieve betrokkenheid van [verdachte] een totaalbedrag van € 1.778.363,33 aan valse facturen heeft betaald. Deze facturen voldeden grotendeels niet aan de interne vereisten van de gemeente, aangezien er geen inkooporders voor waren, geen prestatieverklaringen en geen duidelijke omschrijvingen van de verrichte werkzaamheden (of een combinatie daarvan). Ook is gebleken dat [verdachte] telkens op de een of andere manier betrokken was bij het goedkeuren van deze facturen terwijl hij die bevoegdheid uit hoofde van zijn functie helemaal niet had. Dat deed hij door de facturen zelf te fiatteren met gebruikmaking van de zogenaamde ‘vakantieknop’ (naar de rechtbank begrijpt: een mogelijkheid in het interne systeem om tijdelijk bevoegdheden aan collega’s over te dragen) waardoor hij deze bevoegdheid tijdelijk overnam van een collega die met vakantie was. Ook deed hij dit door e-mails te sturen waarin hij benadrukte dat er haast geboden was, dat werkzaamheden al verricht waren, en tenslotte deed hij dit door zijn handtekening op facturen te zetten, waarmee de indruk werd gewekt dat de factuur ‘in orde’ was.
Uit niets blijkt dat er enige prestatie is verricht door de betrokken bedrijven. Een korte digitale zoekslag van de politie heeft verder uitgewezen dat, met uitzondering van [bedrijfsnaam 1] , géén van deze bedrijven een eigen website heeft. Verder is gebleken dat [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] en [bedrijfsnaam 8] alle gevestigd zijn op het (voormalige) buuradres van [verdachte] , te weten [adres 2] , het adres van de verdachte [medeverdachte 2] .
De Rijksrecherche heeft voorts uitvoerig onderzoek gedaan naar de geldstromen van de gemeente naar deze bedrijven. De Rijksrecherche concludeert dat in totaal € 1.802.561,63 is overgemaakt naar de twaalf bedrijven.
[verdachte] heeft ten overstaan van de rechtbank op 5 en 6 maart 2025 een volledig bekennende verklaring afgelegd, waarbij hij verklaard heeft dat alle bevindingen in het dossier omtrent zijn bemoeienis bij het goedkeuren en betalen van facturen juist zijn en dat voor geen van deze betalingen ook daadwerkelijk een prestatie verricht is.
[bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2]
[bedrijfsnaam 1] is van de twaalf betrokken bedrijven het enige bedrijf met een geschiedenis van werkzaamheden en is eigendom van de verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft bij de politie direct een bekennende verklaring afgelegd en heeft verklaard dat [verdachte] hem benaderd heeft om zijn bedrijf beschikbaar te stellen zodat daar geld naar kon worden overgemaakt vanuit de gemeente Den Haag, zonder dat [bedrijfsnaam 1] daar werkzaamheden voor hoefde te doen. Na verloop van tijd wilde [medeverdachte 1] – naar eigen zeggen – niet dat zijn eigen bedrijf daar telkens mee besmeurd zou worden, dus heeft hij de holding van [bedrijfsnaam 1] , te weten [bedrijfsnaam 2] , beschikbaar gesteld voor hetzelfde doel. [verdachte] (ter terechtzitting) en [medeverdachte 1] (bij de politie) hebben dus beiden een bekennende verklaring afgelegd omtrent het oplichten van de gemeente Den Haag.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [verdachte] [bedrijfsnaam 2] heeft opgevoerd als leverancier en dat twee (valse) inkooporders op naam van [bedrijfsnaam 2] zijn opgemaakt. De hiervoor genoemde bevindingen van Hoffmann en het Internal Audit-onderzoek worden ondersteund door de grote hoeveelheid e-mails en opschriften/handtekeningen van [verdachte] , die aan de bewijsmiddelen zijn toegevoegd, waarin [verdachte] aandringt op goedkeuring en betaling van de facturen en schrijft dat de werkzaamheden verricht zijn en er haast geboden is.
Uit het financieel onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat zodra de gelden door de gemeente Den Haag waren overgemaakt naar [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , grote delen ervan telkens direct contant werden opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen contant werden gestort of overgeboekt op (de) rekening(en) van [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] en hij het geld verdeelden volgens een vaste verdeling van 35% voor [medeverdachte 1] en 65% voor [verdachte] .
De rechtbank oordeelt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ook samen schuldig zijn aan het opmaken van de facturen. Dit blijkt uit e-mailcontact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarin zij bespreken wat er op een factuur moet staan en welke informatie nodig is. Verder volgt dit uit de specifieke informatie over de gemeente en de bedrijven die op de facturen staat. Aan die informatie zullen zij beiden moeten hebben bijgedragen. Van een factuur van [bedrijfsnaam 10] is bovendien vastgesteld dat [verdachte] de ‘author’ is in Microsoft Word. [verdachte] heeft daarnaast ter terechtzitting verklaard overleg te hebben gehad met [medeverdachte 1] over de inhoud van de facturen.
De conclusie ten aanzien van de facturen van deze bedrijven en de betalingen daarnaartoe luidt dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander, de gemeente Den Haag heeft opgelicht door via deze bedrijven zichzelf en anderen financieel te bevoordelen. Dat deed hij door die bedrijven als leverancier aan te laten maken, valse facturen op te maken en zich op vergaande wijze, buiten zijn mandaat, te bemoeien met het goedkeuren van de facturen. Aan [bedrijfsnaam 1] (€ 234.774,74) en [bedrijfsnaam 2] (€ 507.132,78) is op deze wijze in totaal, aldus de Rijksrecherche, € 741.907,52 betaald door de gemeente Den Haag.
De rechtbank komt in haar vonnis van heden in de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] tot de conclusie dat het benadelingsbedrag lager uitvalt, nu van enkele facturen (zeven facturen van [bedrijfsnaam 1] voor een bedrag van in totaal € 25.907,20) niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat ze vals zijn en/of dat met betrekking tot die facturen daadwerkelijk geen prestatie is geleverd. De rechtbank zal met deze vaststelling in het voordeel van de verdachte ook in deze zaak rekening houden. Dat betekent dat het benadelingsbedrag ter zake van [bedrijfsnaam 1] lager uitvalt, te weten € 208.867,54 (feit 1), alsook dat de verdachte van het medeplegen van het valselijk opmaken van enkele facturen (feit 2) zal worden vrijgesproken.
De tussenconclusie luidt dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte] zich met gebruikmaking van de bedrijven [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente Den Haag voor een bedrag van
€ 716.000,32en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte door het opmaken en gebruiken van 16 facturen op naam van [bedrijfsnaam 1] en 28 facturen op naam van [bedrijfsnaam 2] .
[bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 10]
De genoemde bedrijven staan blijkens de uittreksels van de Kamer van Koophandel (KVK) alle geregistreerd op het adres [adres 2] , het buuradres van [verdachte] ( [adres 3] ). Op dit adres staat [medeverdachte 2] ingeschreven en hij is blijkens informatie uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel eigenaar van [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] en [bedrijfsnaam 8] . Uit de e-mails in de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] de bedrijven [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] en [bedrijfsnaam 9] heeft laten opvoeren als leverancier. Ook hier is hij veelvuldig betrokken bij het goedkeuren van de facturen door te mailen, handtekeningen op facturen te schrijven, “akkoord” erop te schrijven en te benadrukken dat haast geboden is bij de betaling en dat er daadwerkelijk werkzaamheden verricht zijn. Geen van de genoemde bedrijven heeft een website. Zoals eerder overwogen, heeft [verdachte] ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat deze bedrijven zijn gebruikt om de gemeente Den Haag op te lichten. Uit onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat de gemeente Den Haag € 48.400,- naar [bedrijfsnaam 3] , € 208.500,- naar [bedrijfsnaam 4] , € 159.165,82 naar [bedrijfsnaam 5] , € 112.268,60 naar [bedrijfsnaam 6] , € 77.127,82 naar [bedrijfsnaam 7] , € 73.144,50 naar [bedrijfsnaam 8] , € 98.010,- naar [bedrijfsnaam 9] en € 173.499,96 naar [bedrijfsnaam 10] heeft overgemaakt. In totaal gaat het dan om een bedrag van
€ 950.116,70.
Uit het financieel onderzoek blijkt dat zodra de gelden door de gemeente Den Haag waren overgemaakt naar [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 9] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] en [bedrijfsnaam 10] , grote delen ervan telkens direct contant werden opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen werden overgeboekt naar bankrekeningen van [verdachte] of contant daarop werden gestort.
Ook omtrent deze facturen en betalingen heeft [verdachte] ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, inhoudende dat de bevindingen uit het dossier kloppen en de gemeente (mede) door hem is bewogen deze gelden af te geven zonder dat daar enige prestatie tegenover stond.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met een ander, de
bedrijven [bedrijfsnaam 3] , [bedrijfsnaam 4] , [bedrijfsnaam 5] , [bedrijfsnaam 6] , [bedrijfsnaam 7] , [bedrijfsnaam 8] , [bedrijfsnaam 9]
en [bedrijfsnaam 10] heeft gebruikt om de gemeente Den Haag op te lichten voor een bedrag
van
€ 950.116,70.
[bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 12]
Naar [bedrijfsnaam 11] is € 51.247,41 overgemaakt door de gemeente Den Haag. [naam 1] is directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 11] en hij heeft verklaard dat hij op de voetbalvereniging in contact is gekomen met [verdachte] , die hem vertelde dat hij werk voor hem had, als hij, [naam 1] , de gegevens van zijn aannemersbedrijf beschikbaar kon stellen. Vervolgens zijn er gelden van de gemeente Den Haag naar [bedrijfsnaam 11] overgemaakt. Uit onderzoek van de Rijksrecherche blijkt ook dat deze bedragen telkens direct werden opgenomen of overgemaakt naar andere rekeningnummers, onder meer op naam van [verdachte] . Verder heeft [verdachte] [bedrijfsnaam 11] laten opvoeren als leverancier van de gemeente.
Naar [bedrijfsnaam 12] is € 59.290,- overgemaakt door de gemeente Den Haag. [naam 2] is enig directeur en aandeelhouder van [bedrijfsnaam 12] . Zodra de gelden door de gemeente Den Haag overgemaakt zijn, blijkt dat een groot deel ervan direct contant wordt opgenomen en dat binnen enkele dagen vergelijkbare bedragen contant worden gestort op rekeningen van [verdachte] .
Ook hier heeft [verdachte] uiteindelijk bekend dat hij de gemeente Den Haag met behulp van deze twee bedrijven heeft opgelicht voor deze geldbedragen.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, de gemeente Den Haag heeft opgelicht voor respectievelijk
€ 51.247,41en
€ 59.290,- door de gemeente te bewegen tot de afgifte van deze bedragen aan respectievelijk [bedrijfsnaam 11] / [naam 1] en [bedrijfsnaam 12] / [naam 2] .
Conclusie oplichting
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de gemeente Den Haag door de gemeente Den Haag door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels te bewegen tot de afgifte van in totaal
€ 1.776.654,43.
Valsheid in geschrifte
Mede gelet op hetgeen is overwogen over de opmaak van de facturen van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt valsheid in geschrifte door de facturen uit naam van al deze bedrijven op te maken en te gebruiken. Op de facturen staat dusdanig specifieke informatie over de gemeente dat deze op zijn minst met zijn concrete informatie en feitelijke inbreng moeten zijn opgesteld. Ook heeft [verdachte] op de terechtzitting verklaard dat hij heeft overlegd met [medeverdachte 1] over de inhoud van de facturen. Verder verklaren andere betrokkenen, zoals [naam 3] en [naam 1] , dat het [verdachte] was die de facturen bestemd voor de gemeente Den Haag, opstelde. De facturen zijn opgenomen in de bewijsmiddelen. Behalve bij [bedrijfsnaam 1] verklaart de rechtbank telkens het ten laste gelegde aantal facturen bewezen. Bij [bedrijfsnaam 1] komt de rechtbank, zoals eerder overwogen, tot bewezenverklaring van 16 valse facturen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 5 december 2019, te Den Haag tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels (medewerkers van) de gemeente Den Haag heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten
meerderegeldbedragen (in totaal €
1.776.654,43) van:
- in totaal €
208.867,54ten behoeve van [bedrijfsnaam 1] B.V. en
- in totaal € 507.132,78 ten behoeve van [bedrijfsnaam 2] en
- in totaal € 48.400 ten behoeve van [bedrijfsnaam 3] B.V. en
- in totaal € 208.500 ten behoeve van [bedrijfsnaam 4] B.V. en
- in totaal € 159.165,82 ten behoeve van [bedrijfsnaam 5] B.V. en
- in totaal € 112.268,60 ten behoeve van [bedrijfsnaam 6] B.V. en
- in totaal € 77.127,82 ten behoeve van [bedrijfsnaam 7] B.V. en
- in totaal € 73.144,50 ten behoeve van [bedrijfsnaam 8] B.V. en
- in totaal € 98.010,00 ten behoeve van [bedrijfsnaam 9] B.V. en
- in totaal € 173.499,96 ten behoeve van [bedrijfsnaam 10] B.V. en
- in totaal € 51.247,41 ten behoeve van [bedrijfsnaam 11] B.V. en
- in totaal € 59.290,00 ten behoeve van [bedrijfsnaam 12] B.V.,
hebbende verdachte en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- bedrijven opgericht en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en reeds bestaande bedrijven gebruikt en
- die bedrijven als nieuwe leverancier van de gemeente Den Haag opgevoerd en
- op naam van die bedrijven valse inkooporders opgemaakt wetende dat de vermelde
werkzaamheden niet waren verricht en zouden worden verricht en
- valse facturen opgemaakt wetende dat de op de facturen vermelde werkzaamheden niet verricht waren of zouden worden en
- die facturen laten inboeken en
- op die facturen vermeld dat deze waren gecontroleerd en goedgekeurd en
- die facturen ingediend en
- ( hierbij) aangegeven dat de facturen op korte termijn betaald moesten worden en
- die facturen ingediend in een vakantieperiode (waarin waardoor er verminderd toezicht op de facturen was), waardoor (medewerkers van) de gemeente Den Haag telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, terwijl verdachte bij het begaan van deze feiten telkens gebruik maakte van macht en gelegenheid en middelen hem door zijn ambt geschonken;
2.
hij in de periode van 11 november 2013 tot en met 23 december 2019, te Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, telkens geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en vervalst, hebbende verdachte en zijn mededaders
- 16facturen op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. en
- 28 facturen op naam van [bedrijfsnaam 2] en
- 1 factuur op naam van [bedrijfsnaam 3] B.V. en
- 6 facturen op naam van [bedrijfsnaam 4] B.V. en
- 6 facturen op naam van [bedrijfsnaam 5] B.V. en
- 13 facturen op naam van [bedrijfsnaam 6] B.V. en
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 7] B.V. en
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 8] B.V. en
- 2 facturen op naam van [bedrijfsnaam 9] B.V. en
- 3 facturen op naam van [bedrijfsnaam 10] B.V. en
- 3 facturen op naam van [bedrijfsnaam 11] B.V. en
- 1 factuur op naam van [bedrijfsnaam 12] B.V.,
opgemaakt en op deze facturen werkzaamheden vermeld welke in werkelijkheid niet waren
verricht, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde valse facturen als ware deze echt en onvervalst, terwijl verdachte bij het begaan van deze feiten telkens gebruik maakte van macht en gelegenheid en middelen hem door zijn ambt geschonken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Voorts heeft de officier van justitie als bijkomende straf de ontzetting van het recht ambten te bekleden voor de duur van 5 jaren gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte aan maximale taakstraf op te leggen en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden geheel voorwaardelijk.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een periode van zes jaren schuldig gemaakt aan oplichting van de gemeente Den Haag voor een bedrag van bijna 1,8 miljoen euro. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van tientallen door hemzelf en de medeverdachten gefabriceerde facturen. Een aanzienlijke hoeveelheid gemeenschapsgeld kon door het handelen van de verdachten niet gebruikt worden voor publieke doeleinden, maar belandde in de eigen zakken van de verdachten. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten zich met hun handelwijze schuldig hebben gemaakt aan een bijzonder vergaande, grootschalige en langdurige oplichtingspraktijk. De rechtbank zal daar dan ook in strafverzwarende zin rekening mee houden bij het bepalen van de strafmaat.
Voor de verdachte geldt bovendien dat hij misbruik heeft gemaakt zijn van positie als beëdigd ambtenaar op een functie waarin juist van hem mocht worden verwacht dat hij bijdroeg aan rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden. Op deze wijze heeft de verdachte het vertrouwen dat de maatschappij in de integriteit van ambtenaren stelt geschaad, terwijl dit vertrouwen van wezenlijk belang is voor het goed functioneren van de overheid. Dit gegeven weegt de rechtbank, op de voet van artikel 44 Sr, evenzeer in strafverzwarende zin mee.
Anders dan de slachtofferrol die de verdachte zichzelf in verband met zijn verslaving heeft willen toedichten, ziet de rechtbank een verdachte die als initiatiefnemer uiterst gewiekst en slinks te werk gegaan en zijn collega’s bij de gemeente Den Haag keer op keer voor de gek heeft gehouden. Ook na betrapping eind 2019 deed de verdachte er nog alles aan om zijn collega’s ervan te overtuigen dat alles in orde was. En zelfs nadat hij, geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen, niet anders kon dan bekennen, heeft hij een deel van de verantwoordelijkheid nog op de medeverdachten willen afschuiven en meent hij dat zij misbruik van zijn verslaving hebben gemaakt. De rechtbank gaat daarin niet mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 januari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet in aanraking is gekomen met justitie wegens vergelijkbare feiten.
Landelijke oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraude. Daarin is bij een benadelingsbedrag van één miljoen euro of hoger een gevangenisstraf van 24 maanden of hoger het uitgangspunt. Verder houdt de rechtbank, zoals overwogen, rekening met de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden.
Overschrijding redelijke termijn
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het overschrijden van de redelijke termijn met enkele jaren.
Slotsom
De rechtbank zal, alles afwegend en conform de eis van de officier van justitie, aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden opleggen.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bijkomende straf
Nu de verdachte bij de bewezenverklaarde feiten gebruik maakte van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, acht de rechtbank het passend en geboden - conform de eis van de officier van justitie - dat aan de verdachte voor een periode van vijf jaar het recht wordt ontzegd om een publiek ambt te bekleden. De verdachte heeft er immers blijk van gegeven niet met deze verantwoordelijkheid om te kunnen gaan.

7.Schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd ter hoogte van € 1.799.888,12, ten behoeve van de gemeente Den Haag, nu de verdachte naar civiel recht jegens de gemeente voor dit bedrag aansprakelijk is. De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd omdat de verdachte in de schuldsanering zit en dat, indien hij daaraan blijft meewerken, na afloop van de periode van schuldsanering zijn resterende schulden zullen worden kwijtgescholden (‘schone lei’). In dat geval kan de gemeente haar restantschade niet meer verhalen, aldus de officier van justitie.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De gemeente Den Haag heeft geen verzoek tot schadevergoeding ingediend, kennelijk omdat de rechtbank Den Haag bij onherroepelijk geworden civiel vonnis reeds heeft geoordeeld dat de verdachte een bedrag van bijna 1,8 miljoen euro aan de gemeente Den Haag dient te betalen. Hoewel wordt voldaan aan de formele vereisten om in de onderhavige strafzaak een schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen, ziet de rechtbank daarvan af. Het feit dat de verdachte door de civiele rechter is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, maakt dat de rechtbank oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in dit geval niet opportuun acht, temeer nu de gemeente Den Haag zelf geen wensen hieromtrent kenbaar heeft gemaakt. De rechtbank zal aan de verdachte dus geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 28, 29, 44, 47, 57 en 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, terwijl het feit is begaan door een ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, terwijl het feit is begaan door een ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, terwijl het feit is begaan door een ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot een bijkomende straf, te weten:
de ontzetting van het recht tot bekleding van een ambt van ambtenaar voor de duur van
VIJF (5) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2025.