ECLI:NL:RBDHA:2025:5838
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening in het geval van een zwangere eiseres
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 maart 2025, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de aanvragen niet in behandeling zijn genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 18 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de eisers als hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de beroepen tijdig zijn ingediend, ondanks dat het beroepschrift pas op 29 januari 2025 door de rechtbank is ontvangen. Eisers hebben voldoende bewijs geleverd dat hun beroep binnen de termijn van één week is ingediend, en de rechtbank neemt de beroepsgronden van eiser in behandeling.
De rechtbank overweegt dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen, ondanks de zwangerschap van eiseres en de wens om bij familie in Nederland te blijven. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van eisers geen bijzondere redenen vormen om af te wijken van de Dublinverordening. De rechtmatigheid van het besluit staat los van de feitelijke uitvoerbaarheid van de overdracht, en de rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat het besluit van de minister om de aanvragen niet in behandeling te nemen in stand blijft, en eisers kunnen worden overgedragen aan Kroatië. De rechtbank kent geen proceskostenvergoeding toe aan eisers.