ECLI:NL:RBDHA:2025:5838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
NL25.4286 en NL25.4293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening in het geval van een zwangere eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 maart 2025, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de aanvragen niet in behandeling zijn genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen, conform de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 18 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de eisers als hun gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de beroepen tijdig zijn ingediend, ondanks dat het beroepschrift pas op 29 januari 2025 door de rechtbank is ontvangen. Eisers hebben voldoende bewijs geleverd dat hun beroep binnen de termijn van één week is ingediend, en de rechtbank neemt de beroepsgronden van eiser in behandeling.

De rechtbank overweegt dat de minister geen aanleiding had om de asielaanvragen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen, ondanks de zwangerschap van eiseres en de wens om bij familie in Nederland te blijven. De rechtbank concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van eisers geen bijzondere redenen vormen om af te wijken van de Dublinverordening. De rechtmatigheid van het besluit staat los van de feitelijke uitvoerbaarheid van de overdracht, en de rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat het besluit van de minister om de aanvragen niet in behandeling te nemen in stand blijft, en eisers kunnen worden overgedragen aan Kroatië. De rechtbank kent geen proceskostenvergoeding toe aan eisers.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.4286 en NL25.4293
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V nummer 1] , eiser,
[eiseres], V-nummer: [V nummer 2] , eiseres, Mede namens hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], V-nummer: [V nummer 3] ,
[minderjarige 2], V-nummer: [V nummer 4] , gezamenlijk: eisers (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het besluit om de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 24 december 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister Spanje verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, eiseres en mr. D. van Elp als waarnemer van de gemachtigde van eisers. Als tolk is verschenen D.A.H. Ahmed. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit om de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening
neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje verzoeken om overname gedaan. Spanje heeft de verzoeken aanvaard.
Zijn de beroepen van eisers ontvankelijk?
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de beroepen ontvankelijk zijn, nu eisers pas op 29 januari 2025 beroep hebben ingesteld tegen de bestreden besluiten. In de zaak van eiser zijn bovendien de beroepsgronden op 6 februari 2025 ingediend, terwijl hij dit uiterlijk op 5 februari 2025 had moeten doen.
6. Op grond van artikel 69, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), één week, indien de asielaanvraag niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Vw.
7. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 24 december 2024. Niet in geschil is dat het bestreden besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 31 december 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift echter ontvangen op 29 januari 2025.
8. Eisers stellen dat zij het beroepschrift niet te laat hebben ingediend, omdat de beroepen reeds op 30 december 2024 door het COA schriftelijk zijn ingediend en vervolgens de procedure digitaal is voortgezet. Eisers hebben ter onderbouwing meerdere stukken overgelegd. Daarbij zit onder andere het beroepschrift van 30 december 2024 en de ontvangstbevestiging van de rechtbank van 31 december 2024. Ook heeft de gemachtigde van eisers e-mailberichten met de rechtbank en interne memo’s van telefoongesprekken met de rechtbank overgelegd, waaruit blijkt dat het kantoor van de gemachtigde van eisers tussen 7 januari 2025 en 29 januari 2025 meermaals contact heeft gezocht met de rechtbank over het omzetten van het beroep naar een digitale procedure. Een medewerker van de rechtbank heeft op 29 januari 2025 in een telefoongesprek geadviseerd om de beroepen en voorlopige voorzieningen nogmaals in te dienen en aangegeven dat dit voor de ontvankelijkheid van de beroepen niet uitmaakt. De gemachtigde van eisers heeft dit dezelfde dag nog gedaan.
9. De rechtbank volgt eisers dan ook dat de beroepen op tijd zijn ingediend. Eisers hebben met de uitleg en de overgelegde bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat de beroepen binnen de termijn van één week zijn ingediend.
10. De rechtbank overweegt verder dat, zoals ter zitting besproken, ook de beroepsgronden van eiser in behandeling zullen worden genomen.
Tussenconclusie
11. De beroepen zijn tijdig ingediend. De rechtbank beoordeelt daarom hierna de bestreden besluiten inhoudelijk.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Had de minister de aanvraag onverplicht zelf in behandeling moeten nemen?
12. Gezien hetgeen ter zitting is besproken voeren eisers enkel nog aan dat de minister in de persoonlijke situatie van eisers aanleiding had moeten zien om de asielaanvragen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen. Eiseres is zwanger en zij is uitgerekend op 28 februari 2025. Volgens de verpleegkundige kan eiseres geen lange reis maken. Eiseres heeft al eerder twee vroeggeboortes van haar kinderen meegemaakt. Bovendien volgt uit het aanmeldgehoor van eiser dat zij het moeilijk heeft met de huidige zwangerschap en dat zij hulp van familieleden dringend nodig hebben. In Nederland hebben zij familie die hun kunnen helpen en in Spanje niet.
12. De rechtbank oordeelt dat de minister in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De zwangerschap van eiseres en de wens van eisers om bij hun familie in Nederland te blijven is geen bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat overdracht aan Spanje onevenredig hard is. Bovendien is niet gebleken dat eisers zich niet kunnen redden zonder de hulp van de familie uit Nederland.
12. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister ter zitting afdoende heeft toegelicht dat de rechtmatigheid van het besluit – en dus het feit dat de minister heeft mogen stellen dat de persoonlijke omstandigheden geen aanleiding zijn om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening – losstaat van de feitelijke uitvoerbaarheid van de overdracht. Volgens de WI 2024/2, pagina 21, blijft een uitzetting per vliegtuig achterwege voor een periode van zes weken vóór tot zes weken na de bevalling. Er is dan een tijdelijk overdrachtsbeletsel. Het feit dat eiseres mogelijk wanneer zij per vliegtuig overgedragen zal worden – gezien het tijdsverloop sinds het bestreden besluit van 24 december 2024 – door haar vergevorderde zwangerschap feitelijk niet meer kan worden overgedragen, , maakt niet dat het bestreden besluit inhoudelijk onjuist is. Dit maakt het besluit ook niet onevenredig hard. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvragen in stand blijft en eisers mogen worden overgedragen aan Kroatië. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.