ECLI:NL:RBDHA:2025:5830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
C/09/682039 / FA RK 25-2014
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van gedwongen opname en medicatietoediening in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van gedwongen opname en medicatietoediening van verzoekster, geboren in 1982 en afkomstig uit Marokko. Verzoekster, die verblijft in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg, heeft een klacht ingediend bij de klachtencommissie over de verleende verplichte zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot schorsing van het toedienen van (depot)medicatie, omdat er geen sprake is van verplichte zorg in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De psychiater heeft verklaard dat de medicatie op vrijwillige basis is toegediend en dat verzoekster de keuze heeft om medicatie oraal in te nemen.

Ten aanzien van de opname in de accommodatie heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding is om te concluderen dat de psychiater onjuist heeft beoordeeld. Verzoekster heeft een geschiedenis van ontwrichtend gedrag en het risico op forensische recidive is groot, waardoor een ambulante behandeling niet haalbaar wordt geacht. De rechtbank heeft besloten het verzoek tot schorsing van de opname in de accommodatie af te wijzen, omdat verzoekster op de wachtlijst staat voor een hoog specialistische afdeling die beter aansluit bij haar problematiek. De rechtbank heeft de beslissing op 26 maart 2025 genomen, waarbij de schriftelijke uitwerking op 3 april 2025 is vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/682039 / FA RK 25-2014
Datum beschikking: 26 maart 2025
Verzoeken tot schorsing ex artikel 10:9 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Beschikking op het op 19 maart 2025 ingediende verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

hierna te noemen: verzoekster,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , Marokko,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in een accommodatie van [instelling 1] , afdeling [afdeling] , te [plaats] ,
advocaat: mr. B.F. van Es te Den Haag,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoekster ingediend bij de klachtencommissie patiënten, regio Haaglanden (hierna: de klachtencommissie) op 29 januari 2025. Het verzoekschrift houdt ook in het toepassen van (depot)medicatie en de opname in de accommodatie te schorsen tot de rechtbank een beslissing over de klacht heeft genomen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de zorgaanbieder.

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de e-mail van de psychiater A. van Amerongen van 20 maart 2025.
Aan verzoekster wordt door zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een door deze rechtbank verleende zorgmachtiging van 27 december 2024 geldend uiterlijk tot en met
27 december 2025.
Verzoekster heeft bij brief van 29 januari 2025 bij de klachtencommissie een klacht ingediend. Verzoekster heeft tevens verzocht om op grond van artikel 10:5, eerste lid, Wvggz de verplichte opname in de accommodatie te schorsen.
De klachtencommissie heeft op 3 februari 2025 het schorsingsverzoek afgewezen.
De klachtencommissie heeft op 7 februari 2025 de klacht ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht de door haar ingediende klacht alsnog gegrond te verklaren, alsmede de toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van (depot)medicatie en de opname in de accommodatie op grond van artikel 10:9, eerste lid, Wvggz, te schorsen tot de rechtbank een beslissing over de klacht heeft genomen.
Op 26 maart 2025 is het verzoek tot schorsing ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de psychiater, A. van Amerongen.

Standpunten partijen

Door en namens verzoekster is, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Verzoekster is van mening dat haar te weinig perspectief wordt geboden op de huidige afdeling. Ze ontvangt geen behandeling en wordt hierdoor niet beter, maar juist steeds zieker. Verzoekster is afgelopen periode regelmatig gesepareerd en heeft weinig vrijheden waardoor zij psychische klachten ervaart en een trauma heeft opgelopen. Ze is niet psychotisch of suïcidaal, maar ze wil wel traumabehandeling ontvangen, wat ook in de thuissituatie kan. Verzoekster heeft geen 24-uurs zorg nodig en het zusje van verzoekster heeft dit ook bevestigd. De vader van verzoekster kan haar thuis opvangen en verzoekster is bereid om in de ambulante setting behandeling te ontvangen. Ten aanzien van de (depot)medicatie stelt verzoekster zich op het standpunt dat ze altijd vrijwillig de medicatie in tabletvorm heeft ingenomen en dat zij niet begrijpt waarom er nu gedwongen medicatie, althans middels een depot, wordt toegediend. Verzoekster voelde zich eerder onder druk gezet om het depot te accepteren omdat er een beveiliger bij was. De advocaat verzoekt daarom namens verzoekster om de gedwongen (depot)medicatie en de opname in de accommodatie te schorsen.
De psychiater heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Verzoekster is al lange tijd gedwongen opgenomen en heeft op verschillende afdelingen verbleven. Er is sprake van een patroon waarbij verzoekster vastloopt en ontwrichtend gedrag op de afdeling vertoont, waarna zij wordt overgeplaatst. Op de huidige afdeling is traumabehandeling aangeboden, maar dit heeft verzoekster geweigerd.De woonvaardigheden van verzoekster zijn beperkt en de inschatting is dat ze niet zelfstandig kan wonen. Verzoekster heeft de structuur van een gesloten afdeling nodig en staat op de wachtlijst om te worden overgeplaatst naar een hoog specialistische afdeling bij [instelling 2] voor forensische psychiatrie, verslavingsproblematiek en LVB. De afgelopen periode is er sprake geweest van cocaïnemisbruik bij verzoekster waardoor haar vrijheden zijn ingetrokken. Verzoekster bleef regelmatig een paar dagen weg en veroorzaakte dan overlast. De ambulante setting wordt niet haalbaar geacht gelet op het middelenmisbruik bij verzoekster en de kans op forensische recidive. Ten aanzien van de depotmedicatie heeft de psychiater naar voren gebracht dat er geen 8:9 Wvggz-beslissing is omdat het depot altijd op basis van vrijwilligheid is toegediend bij verzoekster en er dus geen verplichte zorg is toegepast. De psychiater heeft met verzoekster besproken dat een depot verstandiger is dan de orale medicatie, omdat verzoekster onregelmatig op de afdeling aanwezig was en een depot haar meer stabiliteit zou bieden. De psychiater heeft aan de beveiliging verzocht om op de afdeling aanwezig te zijn tijdens het gesprek met verzoekster over de medicatietoediening, omdat het onvoorspelbaar was hoe verzoekster tijdens het gesprek zou gaan reageren, maar er is geen beveiliger aanwezig geweest bij het toedienen van het depot en het depot is niet onder dwang toegediend. Op 25 maart aanstaande staat het volgende depot gepland. Indien verzoekster het depot weigert zal deze niet met dwang worden toegediend, maar mag verzoekster de medicatie ook oraal innemen.

Beoordeling

Op grond van het bepaalde in artikel 10:9 lid 1 Wvggz kan de rechtbank de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen. De rechtbank hanteert daarbij een terughoudende toets. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 3:2, lid 2 sub a Wvggz de basisvoorwaarde voor dwangbehandeling is dat het gedrag van verzoekster als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Wat betreft de psychische stoornis en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel verwijst de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank van 27 december 2024, waarbij ten aanzien van verzoekster een zorgmachtiging is afgegeven.
Toedienen van (depot)medicatie
De rechtbank overweegt dat ter zitting is gebleken dat er geen sprake is van de toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van (depot)medicatie middels een 8:9 Wvggz-beslissing. Verzoekster nam de medicatie reeds op vrijwillige basis oraal in. Na het advies van de psychiater is de medicatie met instemming van verzoekster tweemaal middels een depot toegediend, omdat dit voor meer stabiliteit zou zorgen. Door de psychiater is toegezegd dat als verzoekster het depot weigert deze niet met dwang zal worden toegediend en verzoekster de medicatie ook oraal mag innemen. Nu gebleken is dat er geen sprake is van toepassing van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van (depot)medicatie zal de rechtbank verzoekster in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot schorsing.
Opname in de accommodatie
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen en met name gelet op de door de psychiater ter zitting gegeven toelichting, onvoldoende aanleiding om te kunnen concluderen dat sprake is van een onjuiste beoordeling door de psychiater. Verzoekster is bekend met ontwrichtend en agressief gedrag en de kaders en structuur van de gesloten afdeling zijn nog steeds noodzakelijk. Betrokkene is tijdens haar vrijheden meermaals een aantal dagen weggebleven en gebruikte dan cocaïne en veroorzaakte overlast. Het risico op forensische recidive is groot, waardoor behandeling in het ambulante kader niet haalbaar wordt geacht. Verzoekster staat op de wachtlijst om overgeplaatst te worden naar een hoog specialistische afdeling bij [instelling 2] die naar verwachting beter bij haar complexe problematiek aansluit. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om gebruik te maken van haar (discretionaire) bevoegdheid tot schorsing van het besluit tot opname in de accommodatie in afwachting van de beslissing op het klachtverzoek van verzoekster door de rechtbank. Het verzoek tot schorsing van de gedwongen opname in de accommodatie zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van het toedienen van (depot)medicatie;
wijst het verzoek tot schorsing van de opname in de accommodatie af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A Geleijns, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.