ECLI:NL:RBDHA:2025:573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
NL24.50922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Soedanese nationaliteit hebbende, had op 18 december 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat de opvang- en leefomstandigheden in Spanje in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de Europese Unie. Hij verwees naar een AIDA-rapport en een rapport van de Europese Commissie, waaruit zou blijken dat de opvangsituatie in Madrid ernstig is en dat asielzoekers op straat belanden door een tekort aan opvangplaatsen.

De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank volgde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar oordeel dat verweerder op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht afgaan en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de opvang in Spanje tekortschiet. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50922

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 18 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2002 en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje voor eiser een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. In Spanje zijn de opvang- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] en artikel 4 van het Handvest [5] . Eiser wijst ter toelichting op het AIDA-rapport van mei 2024 [6] en op een rapport van de Commissie van de Europese Unie van januari 2024 [7] . Met name in Madrid is de opvangsituatie dusdanig ernstig dat Dublinterugkeerders op straat belanden omdat er onvoldoende opvangplaatsen beschikbaar zijn. Verweerder heeft het AIDA-rapport niet inhoudelijk betwist. Overdracht van eiser aan Spanje, met name ingeval van binnenkomst in Madrid, zal ertoe kunnen leiden dat eiser op straat zal belanden. Dat zoveel asielzoekers op straat belanden duidt er op dat klagen voor eiser geen zin heeft. Verweerder had daarom een andere inreisplaats moeten kiezen of om de garantie moeten vragen dat voor eiser opvang wordt geregeld. Tot slot had verweerder in het voorgaande aanleiding moeten zien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen, waaronder het EVRM en de Opvangrichtlijn [8] , zal nakomen. [9] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in het algemeen of in zijn specifieke geval niet kan en dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [10]
5. Eiser is hier niet in geslaagd. De Afdeling [11] heeft bij haar uitspraak van 24 juni 2024 bevestigd dat verweerder ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. [12] Bij dat oordeel heeft de Afdeling ook het AIDA-rapport berokken waarnaar eiser heeft verwezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken. Het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig omzetten van de Opvangrichtlijn, biedt verder geen concreet aanknopingspunt voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwen kan worden uitgegaan. Uit de ‘key decisions’ blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de inbreukbeslissing. Mocht eiser in Spanje toch problemen ervaren, dan moet hij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is of dat de Spaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
6. De rechtbank volgt eiser ook niet voor zover hij stelt dat verweerder om garanties had moeten vragen bij de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat opvang in Spanje ernstig tekortschiet en hij heeft zich ook niet op het standpunt gesteld dat hij bijzonder kwetsbaar is. [13]
7. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Voor zover eiser in dit kader omstandigheden aanvoert die hij ook reeds in het kader van zijn beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft aangevoerd, heeft verweerder deze omstandigheden in redelijkheid niet hoeven aanmerken als bijzondere individuele omstandigheden.
8. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 januari 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening nr. (EU) 604/2013.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie.
6.Asylum Information Database, “Country Report: Spain” 2023 Update, van 30 mei 2024.
7.Rapport Europese Commissie, January Infringements package: key decisions, van 26 januari 2023.
8.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.
9.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1481, en van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
10.Zoals is beschreven in het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
11.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
12.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
13.Zoals bedoeld in het arrest in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.