ECLI:NL:RBDHA:2025:5727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/09/681268 / FA RK 25-1625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de zorgmachtiging op basis van verbeterd toestandsbeeld van betrokkene

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 6 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1960 en thans verblijvende in een zorginstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2025 werd duidelijk dat het toestandsbeeld van betrokkene aanzienlijk was verbeterd. Betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Polat, heeft aangegeven dat zij klaar is om terug naar huis te gaan en dat zij de separatie aan het begin van de opname als zeer onprettig heeft ervaren. De behandelend arts bevestigde dat er sprake was van een verbeterd toestandsbeeld en dat betrokkene de medicatie trouw en vrijwillig inneemt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat niet voldaan is aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter mr. E.D.A. Geleijns en griffier mr. A. Laverman, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/681268 / FA RK 25-1625
Datum beschikking: 26 maart 2025

Afwijzing machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [instelling] te [plaats] ,
advocaat: mr. H. Polat te Rijswijk.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 maart 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 4 maart 2025 ondertekende medische verklaring van R. Badrising, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 3 maart 2025;
- een zorgplan van 28 februari 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 5 maart 2025;
- een afschrift van de politiemutaties;
- een brief van de officier van justitie van 7 februari 2025, waaruit blijkt dat betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de behandelend arts, [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat het inmiddels weer beter gaat met betrokkene dankzij de juiste medicatie en dat zij klaar is om terug naar huis te gaan. De advocaat verzoekt daarom namens betrokkene om het verzoek af te wijzen. Betrokkene wil nog benoemen dat zij de separatie aan het begin van de opname als zeer onprettig heeft ervaren. Zij kreeg weinig te drinken en voelde zich onder druk gezet door de betrokken artsen.
De ars heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een verbeterd toestandsbeeld bij betrokkene. Aan het begin van de opname was er sprake van forse onrust en was samenwerking bijna onmogelijk. De medicatie is inmiddels aangeslagen en betrokkene neemt deze trouw en vrijwillig in. De zorg zal worden overgedragen aan een ambulant psychiater en betrokkene mag met ontslag.

Beoordeling

Uit het behandelde ter zitting is gebleken dat het toestandsbeeld van betrokkene inmiddels zodanig is opgeknapt dat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Betrokkene neemt de medicatie vrijwillig in en accepteert de zorg. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A Geleijns, rechter, bijgestaan door mr. A. Laverman als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 april 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.