ECLI:NL:RBDHA:2025:5727
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de zorgmachtiging op basis van verbeterd toestandsbeeld van betrokkene
Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 6 maart 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1960 en thans verblijvende in een zorginstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2025 werd duidelijk dat het toestandsbeeld van betrokkene aanzienlijk was verbeterd. Betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Polat, heeft aangegeven dat zij klaar is om terug naar huis te gaan en dat zij de separatie aan het begin van de opname als zeer onprettig heeft ervaren. De behandelend arts bevestigde dat er sprake was van een verbeterd toestandsbeeld en dat betrokkene de medicatie trouw en vrijwillig inneemt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake meer is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat niet voldaan is aan de criteria voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter mr. E.D.A. Geleijns en griffier mr. A. Laverman, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.